21-06-2020: De preek van de twaalfde zondag door het jaar 2020
Vandaag horen we in het Evangelie op het eerste zicht twee tegenstrijdige dingen: ‘weest niet bevreesd’ en ‘vreest’; Jezus zegt: “Weest niet bevreesd voor hen die wel het lichaam kunnen doden maar niet de ziel; vreest Hem die én ziel én lichaam in het verderf kan storten in de hel”. Samengevat: we moeten geen mensen vrezen, niet bang zijn van mensen. God moeten we wel vrezen. Moeten we dan bang zijn voor God? Maar God is toch liefde!? dan moet je toch niet bang zijn. Wat is die vrees voor God dan? Het heeft niets te maken met bang zijn of angst hebben. Wat is het dan? Laten we eerst eens kijken naar angst.
Bang zijn of angst is soms nodig, het is een instinct. Als er een bedreiging is, is het goed om bang te zijn, het kan er voor zorgen dat je in leven blijft. Als een auto op je af komt gereden, of als er een aardbeving is, is er acute angst. Die angst verdwijnt als het gevaar geweken is en blijft – in het ergste geval – een slechte herinnering. Sommige mensen kunnen ook chronisch bang zijn omdat ze in hun kindertijd of leven iets ergs hebben meegemaakt. Dat kan een complex of een fobie worden, bijvoorbeeld: claustrofobie, pleinvrees, faalangst, tandartsangst, vliegangst. De grootste bedreiging voor een mens is de dood en daar kan men ook bang voor zijn. Het Evangelie, eigenlijk Jezus zelf, wil ons van al die angsten bevrijden. Jezus Christus is de Heer van het leven. Overal waar Zijn Evangelie verkondigd wordt, verspreidt de Heer Jezus Zijn licht en vrede en helende kracht. De ontmoeting met de Verrezen en levende Jezus Christus in gebed en Communie, herschept het leven van mensen tot vrede, vreugde, vertrouwen. De Heer bevrijdt mensen van hun angst.
Wat is dan ‘vrees voor God’? Het heeft niets te maken met angst. Wat is het dan? De ‘vrees voor God’ of ‘vreze des Heren’ is iets dat men moet leren. In de psalmen lees je: “Komt, kinderen, luistert naar wat ik u zeg: ik leer u de Heer te vrezen” (Ps.34,12). De ‘vreze des Heren’ is iets goeds, het is een onderdeel van ons mooie geloof. De ‘vreze des Heren’ ontstaat of groeit als je God beter leert kennen. De ‘vreze des Heren’ is ontzag voor God, eerbied voor God, het is een gevoel dat je aangrijpt als je iets groots ziet. Bijvoorbeeld bij een zonsondergang kun je vol verwondering staan, vol bewondering, je voelt je klein tegenover iets dat oneindig groter is dan jezelf. Als je zo tegenover God staat, voel je dat allemaal, vermengd met aanbidding er bij. In het Evangelie lees je dat Jezus wonderen doet en men dan ‘vol ontzag’ is. Bij het wonder van de lamme die opstaat en begint te lopen lees je: “Iedereen stond er versteld van en ze verheerlijkten God; vol ontzag zeiden ze: ‘Wij zijn vandaag van ongehoorde dingen getuigen geweest” (Lc.5,26). ‘Versteld staan, vol ontzag’ of ‘vreze des Heren’, dat is hetzelfde. Eigenlijk heeft het te maken met liefde. Liefde wil de beminde behagen en je vreest te mishagen, je wilt de ander niet kwetsen. Als je zo leeft, leidt dat tot goede keuzes in het leven, dan ben je ‘wijs’ bezig. De ‘vrees’ om de ander te mishagen is het begin van wijsheid; zoals je in de Psalmen leest: “De vrees voor God is begin van wijsheid, verstandig doet ieder die Hem vereert; in eeuwigheid moet men Hem loven” (Ps.111,10). Trouwens, de ‘Vreze des Heren’ of ‘ontzag voor God’ is één van de zeven gaven van de Heilige Geest (vgl. Jes.11,2).
In deze coronatijd maken vele mensen zich zorgen, men is bang voor de toekomst. In sommige gevallen kan dat terecht zijn, als je je werk dreigt te verliezen of spanningen tussen mensen hoog oplopen, het is als een auto die op je af komt gereden. Maar soms is die angst onterecht. Als je met God leeft moet je niet bang zijn als Hij jouw Vriend is. Maar ‘de vreze Gods’ is in onze samenleving afgenomen, eigenlijk zo goed als verdwenen. Er is geen ontzag meer voor God. Hoe meer de ‘vreze des Heren’ verdwijnt, des te meer vergroot de angst van mensen. Het is de wet van de communicerende vaten: hoe meer de ‘vreze des Heren’ groeit, hoe meer de angsten verdwijnen (en omgekeerd: hoe meer angst en wantrouwen groeien, hoe meer God verdwijnt). Dat is gemakkelijk uit te leggen. Als we God vergeten, stellen we meer en meer vertrouwen in de dingen van hier beneden, dingen die – volgens Jezus – “door een dief geroofd kunnen worden en waar de motten aan knagen”. Dingen die wegvallen en waar de tijd (motten) aan knaagt; dingen die iedereen wil hebben en dus met hand en tand verdedigd worden, soms met de vuisten in de aanslag. Als angst regeert proberen mensen te overleven, extreem vermoeiend is dat. Het middel om de vrede te bekomen en te bewaren is de schoonheid van de ‘vreze des Heren’ opnieuw ontdekken en in de praktijk brengen. In het Evangelie van deze zondag legt Jezus uit dat het vertrouwen op God onafscheidelijk samen gaat met vrees of ‘ontzag voor God’, vriendschap met God en het naleven van de Geboden. Zo wil God het vertrouwen in ons opwekken. Een Romeinse keizer zei: “Oderint dum metuant” (dat ze me haten, zodat ze me vrezen!). Bij God is het anders; bij Hem is het “Heilige vrees” en dat zorgt voor liefde, vertrouwen, respect, ontzag, bewondering. Daarom, vraag aan de Heer die “Heilige vrees” en dan hoef je nergens meer bang voor te zijn.
Amen.