• darkblurbg

13-10-2019: De preek van de achtentwintigste zondag door het jaar 2019
De wonderen die Jezus deed, worden door sommige mensen uitgelegd als verhaaltjes, sprookjes, te mooi om waar te zijn. Het Evangelie van vandaag zou zoiets zijn. Want wat is er mooier dan tien ongeneeslijk zieken die, als ze bij Jezus komen, weer gezond zijn? Soms vertellen mensen mij iets over hun leven, over hun ziekte, over een situatie in de familie. Mensen vragen me dan: wat moet ik doen, kun je me helpen? Ik luister en bid voor die mensen, maar voor de rest sta ik machteloos. Stond Jezus misschien ook machteloos? Hebben de apostelen dan maar een schoon verhaal uitgevonden en verder verteld om de machteloosheid van Jezus te camoufleren? Of is er meer aan de hand?

God zij dank: er is meer! Sprookjes bestaan niet. Sneeuwwitje, Assepoester en kapitein Jack Sparrow behoren tot de fantasiewereld. Jezus heeft wel bestaan. Het is een historisch figuur die 2000 jaar geleden een dorp binnenging. Sterker nog. Jezus leeft nog steeds, vandaag, en Hij is hier aanwezig. Morgen zou in de krant kunnen staan: “Jezus kwam de kerk van ’t Heike binnen, en er kwamen Hem tien, twintig, vijftig, honderd melaatsen tegemoet”. Want melaats, dat zijn we allemaal. We hebben allemaal wel wat. Er zijn vele vormen van melaatsheid: de eenzaamheid, de ontgoocheling, twijfel, het zoeken zonder te vinden, een verslaving… Het Evangelie is dus geen sprookje. Het is óns levensverhaal. De melaatsen uit het Evangelie hadden al wel iets over Jezus gehoord. Ze kenden Hem niet, nooit ontmoet, natuurlijk niet, want als je melaats was werd je op een afstand gehouden. Uitgesloten. Ze waren besmet, maar hadden in de grotten waar ze verbleven wel iets over Jezus gehoord: “Jezus, Hij doet wonderen, geneest zieken.” Onder elkaar hadden ze ermee gelachen: “Onzin! sprookjes!” Maar ’s nachts toen ze niet konden slapen, dachten ze: “Is het misschien toch waar?” Herkent u zich in deze mensen? Op het werk, zelfs in de familie, wordt er gelachen met de Kerk, met de Paus, met Jezus Christus, met de pastoors. Er worden grapjes over gemaakt. Maar als ze ’s nachts niet kunnen slapen, misschien als ze in het ziekenhuis zijn en de melaatsheid pijn doet, dan zullen ze in hun hart misschien hopen: “Is het misschien toch waar?”

Toen Jezus naar Jeruzalem trok, horen die melaatsen zeggen: “Die Jezus, Hij komt door onze streek.” Misschien hebben ze onderling gesproken: “Ga jij er naartoe? Ik ook!” Enkelen hebben het lef om ernaartoe te gaan, waarschijnlijk zonder dat de anderen het weten, bang om uitgelachen te worden. Onderweg ontmoeten ze er nog anderen en ontdekken dat ze met tien zijn. Als ze Jezus zien blijven ze op een grote afstand staan. Ze moeten wel. De wet verbiedt hun dichtbij te komen: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!” Wij hebben geen wet die ons verbiedt dicht bij Jezus te komen. In het begin van de Mis roepen wij ook: “Heer, ontferm U over ons. Christus, ontferm U over ons.” In het Evangelie gebeurt er iets bijzonders. Jezus zegt niet: “Je bent genezen,” dat deed Hij bij de blinde Bartimeüs en bij de lamme. Hij zegt: “Gaat u laten zien aan de priesters.” Dat staat daar niet voor die tien melaatsen, die waren al genezen voordat ze bij de priesters aankwamen. Dat staat daar voor de melaatsen van vandaag, voor ons. De weg naar genezing, de weg naar vergeving loopt langs een priester. We kunnen roepen: “Heer, ontferm U over mij”, maar dat is niet genoeg. Als het genoeg was konden we naast de Joden voor de klaagmuur in Jeruzalem gaan staan. Maar om God tastbaar te maken, om Hem een menselijk gezicht te geven, heeft de Heer een Kerk gesticht met sacramenten, én met priesters. Het zijn priesters die in naam van de Heer mensen kunnen vergeven en kunnen verzoenen met zichzelf, hun omgeving en met God. Het zijn priesters die brood en wijn kunnen consacreren zodat de Heer Werkelijk Tegenwoordig komt in de gedaante van Brood en Wijn, hier op het altaar.

De melaatsen uit het Evangelie waren uiterlijk melaats; hun lichaam takelde af. De melaatsen van vandaag dragen de melaatsheid van binnen. Niemand of bijna niemand ziet of weet het. Jezus zegt: “Gaat u laten zien aan de priesters.” Dat betekent: ga naar de Kerk, zorg dat je de Heer Jezus daar ontmoet die in uw hart kijkt, die u kan reinigen en genezen, die u weer kan verzoenen met uzelf, met anderen en met God. Natuurlijk is daar geloof voor nodig. Daarom: geloof! Het Evangelie is geen sprookje. En als u het maar moeilijk kunt geloven, vraag dan aan de Heer om meer geloof: “Heer, leer mij geloven in U en in de Kerk! Ontferm U over mij!” Als u goed luistert zal de Heer ook tot u zeggen (zoals in het Evangelie): “Sta op en ga heen: uw geloof heeft u gered.”

Amen.