27-10-2019: De preek van de dertigste zondag door het jaar 2019
Deze parabel gaat niet over twee mensen, maar over twee levenshoudingen. Ze bestonden in Jezus’ tijd, maar ook nu nog. Er zijn mensen die zo overtuigd zijn van eigen gerechtigheid, dat ze anderen minachten. Deze mensen geven dat natuurlijk niet toe en daarom is het goed dat we even goed luisteren naar wat Jezus zegt en erover nadenken. Jezus zegt dat de tollenaar goed bezig is en niet de Farizeeër. Een Farizeeër zou zeggen: “Jezus, het klopt niet wat u zegt! U weet toch dat ik alles doe wat de Kerk vraagt. Anderen doen niet eens de helft van wat ik doe en zijn maar half zo trouw als ik. Hoe kunt u dan zo streng over mij oordelen?” In eerste instantie is het een eerlijk verwijt: een Farizeeër doet echt méér dan anderen, houdt zich beter aan de regeltjes. Op zich is daar niets mis mee. Maar volgens mij zou Jezus zeggen: “Je hebt gelijk als je spreekt over wat je doet. Jouw prestaties zijn groot, dat ontken Ik niet. Je doet werkelijk moeite om Christelijk te leven. Ge zijt uiterlijk een Christelijke mens. Maar… je maakt een vergissing. Je bepaalt zelf wat ideaal is en wat niet.” Anderen de maat nemen is rampzalig voor jezelf en voor de omgeving. Het is een dwaalweg. Je wordt onverdraagzaam voor anderen. Anderen de maat nemen is dan de grootste bekoring en staat de eigen groei in naastenliefde in de weg. Trouwens, het grootste en eerste gebod is God én de naaste liefhebben. Daarom is Jezus zo duidelijk. Ja, er zijn geboden die je perfect kunt onderhouden, het is een prestatie, en op het eind kun je zeggen of denken: “dat heb ik toch maar weeral goed gepresteerd. God zij dank!” Maar de kans bestaat dat men zelfvoldaan is; je hebt zelf veren in jouw hoed gestoken en die worden zichtbaar voor anderen. Je hebt dan Gods barmhartigheid niet meer nodig, want je hebt zelf gedaan wat je moest doen. En dan zegt Jezus: “Ook al heb je alles gedaan wat je moest doen, zeg dan toch maar dat je een onnutte dienstknecht bent. Want je hebt jouw leven aan God te danken, alle gaven en talenten komen van Hem. Het feit dat jouw talenten en gaven tot ontwikkeling gekomen zijn, komt ook door Gods genadekracht.” De Farizeeër maakte de fout dat hij zichzelf verheft boven anderen. Dat is hoogmoed en hoogmoed komt vóór de val. Vraag dat maar eens aan ‘de kwade’. Een mens is niet goed omdat hij goede dingen doet, het gaat om het hart. God is met ieder mens bezig en Hij kijkt naar het hart.
En de tollenaar? Is hij dan goed bezig geweest? Neen. Hij geeft toe dat hij van zijn leven een puinhoop heeft gemaakt. Daar moeten we hem niet in navolgen. Hij staat met lege handen en hij is tot inzicht gekomen dat hij met lege handen vóór God staat. Als hij zo doorsukkelt in het leven, dan krijgt hij van de Heer op het eind van het leven te horen: “Ik ken jou niet”. Het zijn de hardste woorden uit de Bijbel, God die tegen een mens zegt: “Ik ken jou niet”. Gelukkig is de tollenaar tot inzicht gekomen dat hij God nodig heeft en dat is zijn redding. Hij klopt zich op de borst en zegt: “God, wees mij zondaar genadig”. Hij weet dat hij alles moet verwachten van God, van de Redder. Wie is de Redder? Jezus Christus. De naam ‘Jezus’, in het Hebreeuws ‘Yeshua’, betekent: verlossing, redding, heil, zaligheid, ‘Jahweh is redding’ of ‘Jahweh redt’. Jezus is de Verlosser, de Redder, Heer van het leven. Beste mensen, ik wil niet grof zijn, ik preek ook voor mezelf, maar dikwijls staan we dichter bij de Farizeeër dan bij de tollenaar. Veel mensen denken dat ze God niet nodig hebben. Als ik een begrafenis regel dan zeggen de kinderen wel eens: “Als ons moeder niet in de Hemel is, dan komt niemand daar”. Ongetwijfeld was hun moeder een fantastisch mens, maar ze gaan vergeten dat we een Redder nodig hebben. Jezus verlost mensen uit de dood, niemand anders. Geen Mohammed, geen boeddha, we kunnen onszelf niet bij onze haren uit het graf trekken. Veel mensen denken dat ze Jezus Christus niet nodig hebben omdat ze denken geen kwaad te doen, ze vertrouwen erop dat hun goede werken voldoende zijn om de Hemel binnen te komen en de Hemel zelf kunnen verdienen. Maar dat klopt niet. We hebben Jezus nodig, en we ontmoeten Hem in de Kerk, vooral in de Heilige Communie. Hier leert Hij ons om van Hem afhankelijk te zijn, dat we onszelf niet kunnen rechtvaardigen, dat we niet moeten neerkijken op andere mensen. Hij leert ons afhankelijk te zijn van Hem om gelukkig te worden, en dat we de genadekracht van Hem ontvangen om als goede mensen te leven. Alles wat goed is, alles wat waar is, alles wat mooi is, zowel het grote als het kleine, alles komt van de Heer. Laten we Hem daarvoor danken en dat doen we hier in de Kerk.
Amen.