12-11-2017: De preek van de tweeëndertigste zondag door het jaar 2017
Na zijn intocht in Jeruzalem en vlak voor zijn arrestatie en kruisiging, spreekt Jezus over het einde van de wereld, Zijn terugkeer naar de aarde en het Laatste Oordeel. Hij zegt tegen zijn leerlingen dat er vooraf een zware tijd zal zijn, met extreme gevaren, dreigingen en rampen. De Heer Jezus roept Zijn leerlingen op waakzaam te zijn, want niemand weet wanneer die einddagen aanbreken. In dit kader spreekt Jezus over de parabel van de domme en verstandige meisjes. Zo spoort Jezus ook ons aan bewust te zijn dat Hij zal wederkomen om te oordelen levenden en doden. We bidden het in de Geloofsbelijdenis, en zingen het in het Credo. Op die ontmoeting met de Heer Jezus Christus kunnen wij ons voorbereiden door te leven als Christenen. De eerste generatie Christenen geloofde dat Jezus spoedig zou wederkomen, ze zouden het zélf nog meemaken, dachten ze. Enkele generaties later pasten de Christenen de parabel toe op de individuele dood van ieder mens, en de noodzaak om zich voor te bereiden op de ontmoeting met Jezus Christus. “Wees dus waakzaam” zegt Jezus. Het gevaar bestaat dat men niet meer waakzaam is. Wie niet regelmatig denkt aan het eindoordeel van God en leeft zonder God, zal spoedig leven alsof er geen eindoordeel en God bestaat. Jezus nodigt zijn leerlingen uit om actief waakzaam te zijn: goed zorgen voor de medemensen, zeker voor geloofsgenoten, mensen nabij zijn, geduldig zijn, verdraagzaam, vergevingsgezind.
Als we kijken naar de parabel dan valt op dat de meisjes wel heel lang moeten wachten op de bruidegom. Het leven kan een bepaalde sleur met zich meebrengen. Vaak hetzelfde van hetzelfde. Midden in de nacht schrikken de meisjes dan wakker en de vijf domme ontdekken dat ze niet voldoende olie in hun kruik hebben meegenomen. Wij mogen ons afvragen of wij veel, zelden of nooit denken aan Jezus Christus en aan onze ontmoeting met Hem na onze dood of bij Zijn terugkeer aan het einde der tijden. Zijn wij zo druk, druk, druk, dat we ook amper olie in onze lamp hebben? Staat ons geloofsleven ‘op een laag pitje’ door gebrek aan olie? Misschien stellen we de voorbereiding op de ontmoeting met Jezus uit tot we onze dood voelen naderen. Maar dan bestaat de kans dat we in tijdnood komen, zoals een student die op de ochtend voor zijn examen de boeken voor het eerst opendoet, of de toneelspeler die pas een paar uur voor het optreden zijn rol gaat instuderen. Jezus nodigt ons uit Hem ‘vandaag’ te volgen. Niet treuzelen of uitstellen. Hij roept ons via de parabel op om wakker te zijn, want de roep “daar is Hij!” kan onverwacht in de nacht klinken. De domme meisjes raken in paniek en smeken of de verstandigen een deel van hun olie afstaan. Ze weigeren, niet uit egoïsme. Om ’s nachts de lamp brandend te houden, heb je veel olie nodig. In een stad of dorp was het in de tijd van Jezus ’s nachts pikdonker. Er was geen stadsverlichting. Als de vijf verstandige meisjes hun olie met de vijf domme zouden delen, is er niet genoeg olie, te weinig. Hiermee zegt Jezus dat ieder ‘persoonlijk’ verantwoordelijk is voor de komende ontmoeting met Hem. Je kunt niet tegen een ander zeggen: “zorg jij voor mijn olie”, neen, je bent zélf verantwoordelijk voor je eigen olie. Het slot van de parabel is tragisch voor hen die geen olie hebben. De domme meisjes komen aanhollen – te laat – en roepen buiten adem naar de bruidegom om de deur open te doen. Maar de bruidegom zegt – en het zijn de hardste woorden uit heel de Bijbel: “Ik ken jullie niet!” Bij de Joden in de oudheid was dit een plechtige formulering om iemand buiten de gemeenschap te sluiten; het betekent: “Ik wil niets met je te maken hebben.” Het slot van de parabel bevat dus een waarschuwing van God zelf, dat het heel pijnlijk zal zijn als we onnadenkend geleefd hebben en op het eind Christus ontmoeten zonder olie.
Er is nog een klein achterdeurtje voor hen die te weinig olie hebben, een achterdeurtje om de Hemel binnen te komen. De Kerk leert dat als we te weinig olie hebben, dat wil zeggen, als we koud, lauw en onverschillig geleefd hebben, dan is er nog een stevige loutering nodig vooraleer de deur van de Hemel open gaat. De Kerk – en we vinden ook aanwijzingen in de Bijbel – leert dat er een purgatorium is, een louterings- of reinigingsplaats. In het Nederlands spreekt men van een ‘vagevuur’. Ik heb eens iemand horen zeggen dat men moeilijk kan spreken van een plaats of van een vuur, maar eerder van een toestand. De Hemel kun je zien als een warme toestand, dicht bij God, vol vurige liefde voor God en de mensen. Als je dan lauw bent, als de vurige liefde ontbreekt, moet je nog op de temperatuur van de Hemel komen, en dat kan een tijdje duren. Een louteringstijd. Daarom, broeders en zusters, laten wij van ons geloof in God en onze liefde voor God hier en nu werk maken. Laten we de Heer Jezus zoeken waar Hij te vinden is: in de Kerk, in gebed, in onze medemensen, vooral in hen die het moeilijk hebben. Als we de Heer zoeken zal Hij onze olie bijvullen en zal Hij ons inspireren tot daden van geloof, hoop en liefde. Dan gaat voor ons – straks – de deur van de Hemelpoort zwaaiend open als we er aan komen.
Amen.