02-07-2017: De preek van het hoogfeest van Petrus en Paulus 2017
Een belangrijk feest. Onze kerk is toegewijd aan de heiligen Petrus en Paulus. Een preek maken is vandaag heel moeilijk, want het gaat over twee verschillende mensen. Petrus had niet gestudeerd, een visser, soms zwak, heel spontaan. Paulus was een geleerde, theologisch geschoold, heel gedreven. Ze hadden een verschillend karakter en maakten wel eens ruzie met elkaar. Maar hoe verschillend ze ook waren, ze hadden één ding gemeenschappelijk: ze hielden van Jezus, de Zoon van God. Petrus en Paulus verkondigden dat op hun manier: Petrus bij de Joden, Paulus bij de andere volkeren. Ze wisten wie Jezus was en ze getuigden van Hem tot de dood toe. Petrus is net als Jezus gekruisigd, maar dan omgekeerd, met zijn hoofd naar beneden. Zijn graf ligt onder het altaar van de Sint Pieter in Rome. Paulus is onthoofd en zijn graf ligt in de kerk van Sint Paulus buiten de muren, ook in Rome. In het Evangelie van vandaag trekt Jezus met zijn leerlingen door het land en plots vraagt Hij: “Wat zeggen de mensen van Mij?” Er worden antwoorden gegeven, de praatjes die rondgingen. Maar dan vraagt Jezus: “Gij, wie zegt gij dat Ik ben?” Blijkbaar weet niemand het juiste antwoord, behalve Petrus: “Gij zijt de Christus, de Zoon van de levende God”. Eigenlijk zegt Petrus: “Gij zijt Degene waar het volk al eeuwen op wacht; Gij zijt Degene die de vriendschap tussen God en mensen zal herstellen; Gij zult de Hemelpoort weer openen en de dood overwinnen”. Jezus is blij en zegt: “Gij, Petrus, op jou bouw Ik mijn Kerk, de hel zal haar niet kunnen overweldigen”. Beste mensen, Eén van de voordelen van het katholiek-zijn is, dat God – via zijn Kerk – de route naar Hem in kaart heeft gebracht. Als katholiek-gelovige hoef je die route alleen maar te volgen. Natuurlijk kennen we niet alle hindernissen die we onderweg zullen tegenkomen. Toch is de weg naar God, naar de Hemel, duidelijk: de waardigheid van ieder persoon (van de conceptie tot het natuurlijke einde) eerbiedigen, zorgen voor de armen, de naaste beminnen, het ontvangen van de sacramenten, vooral de Heilige Communie. Die weg betekent ook: evangeliseren, het geloof doorgeven. Ieder gedoopte is geroepen om door woorden en daden het geloof te door te geven. Het is geen werk van paters en pastoors alleen, het is een werk van ieder gedoopte. En daar zijn twee redenen voor.
Ten eerste: door het geloof door te geven aan anderen, groeit het eigen geloof. Het geloof wordt krachtiger als het aan anderen doorgegeven wordt. Als je je gelovige nek uitsteekt op het werk of de gymclub, dan worden er vragen gesteld. Soms weet je het antwoord, soms niet. En dan kun je twee dingen doen: of je stopt met over je geloof te praten, ofwel ga je op zoek naar antwoorden én dan groeit je kennis over het geloof. Je leert de kern kennen: God houdt van je; je bent een zondaar; Jezus heeft ons gered van de eeuwige dood; je deelt in de verlossing door te geloven in Jezus Christus en door de sacramenten te ontvangen. Er ontstaat een liefdevolle relatie met de Verrezen Heer Jezus Christus. Als je het leven van heiligen leest (Augustinus, Johannes van het Kruis, Teresa van Avila, Theresia van Lisieux, Petrus en Paulus), dan lees je een liefdesverhaal. Die liefde voert hen niet weg van de Kerk, integendeel, ze zien de Kerk met haar sacramenten als hulpmiddelen op hun reis naar God en de Hemel. Als je je geloof deelt met anderen, verandert ook je gedrag. Het spoort ons aan om goede en grote dingen te doen; het helpt boosheid te bedwingen, onze mond te houden of driften te controleren. Kortom, hoe meer we Gods Blijde Boodschap voor onszelf houden, des te minder ‘blij’ wordt die boodschap. Omgekeerd: hoe meer je de Blijde Boodschap doorgeeft, hoe blijer je er van wordt. De tweede reden waarom het geloof doorgeven niet alleen een werk is van paters en pastoors, maar voor alle gedoopten, is dat priesters en religieuzen niet overal kunnen komen. Als kapelaan kan ik niet spreken over het geloof tegen uw collega op het werk, of tegen uw buurvrouw die nooit een voet in de kerk zet. Kortom, de mensen hebben uw getuigenis nodig. Ze hebben het nodig te horen dat ze een waardigheid hebben die niet afhangt van hoe ze eruit zien, of wat hun beroep is, of hoeveel ze verdienen. Ze hebben het nodig te horen dat God bestaat, dat Hij van hun houdt, eeuwig van hen houdt. Ze hebben het nodig te horen dat God hun een Kerk gaf, en sacramenten die genezing biedt die verder reikt dan medicijnen. Ze hebben het nodig te horen hoe ze best kunnen leven, als vaders, moeders, broers, zussen, met eerbiediging van Gods plan. De enige plaats waar ze dat ten volle kunnen vinden is de Katholieke Kerk.
Petrus en Paulus, ik weet niet op wie u gelijkt. Toch mag u getuigen Wie Jezus is op de plek waar u woont en werkt. Want vroeg of laat komt ieder mens voor de grote levensvragen te staan: wie ben ik? waar kom ik vandaan? wat is de zin van het leven? waar ga ik naartoe? bestaat God? waar is Hij te vinden? Gelukkig als er dan iemand is die hen – zoals Petrus en Paulus – de weg wijst naar Jezus, de Christus, de Zoon van de Levende God.
Amen.