24-04-2016: De preek van de vijfde zondag van Pasen 2016
Een nieuw gebod. Het is niet zomaar ‘een’ gebod, maar ‘het’ gebod: “Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben”. Voordat Jezus dat zei, waren de mensen natuurlijk ook gericht op de liefde: de liefde voor familie, vrienden, landgenoten. Heel veel verder ging het niet. Nu Jezus dit nieuwe gebod gegeven heeft, is de liefde gericht op alle mensen: niet alleen familie, vrienden en landgenoten, ook buitenlanders, vreemdelingen, de mensen die uit ‘Verweggistan’ komen. Het wordt wel heel concreet in onze tijd met zoveel vluchtelingen die uit ‘Verweggistan’ komen. Voor alle duidelijkheid: het is geen liefde die we door eigen inspanning kunnen bekomen; het is een liefde die God gratis in ons uitstort. Uit onszelf kunnen we niet zo goed iedereen liefhebben. Maar dank zij de Heilige Geest, Gods liefdevolle Geest die in ons komt, kan het wel. Op Pinksteren – wanneer het vuur van de Heilige Geest op de leerlingen van Jezus neerdaalt – prent de Heer door de Geest het nieuwe gebod van de liefde in het hart van zijn leerlingen. Het is zoals met een brandmerk. Ge weet wel: een ijzer wordt in een vuur roodgloeiend en dan wordt er een brandmerk gemaakt. Of een ander voorbeeld: een tattoo. Met inkt wordt een tattoo gemaakt, onuitwisbaar. Het staat er voor altijd op. Kortom, door de vurige Heilige Geest komt Gods liefde in ons.
We zijn gedoopt, gevormd, de Heilige Geest hebben we al ontvangen, maar over enkele weken, met Pinksteren, wordt Gods liefde opnieuw in ons uitgestort en maakt ons nieuw, zodat wij nieuwe mensen zijn, met een nieuwe visie, met een nieuwe houding, vol liefde voor iedereen. Zo wordt in deze wereld Gods Rijk van liefde opgebouwd. In het verleden heeft Gods liefde de mensen, de volkeren, vernieuwt. De heidense volkeren: Franken, Germanen, Spanjolen, Nederlanders, Belgen en vele anderen werden Christelijk. Ze brachten – met vallen en opstaan – het gebod van de Heer in praktijk: “Een nieuw gebod geef Ik u: gij moet elkaar liefhebben” ongeacht ras, taal, cultuur of afkomst. Dit werd toen duidelijk in onderwijs, scholen, ziekenhuizen. Een Christelijke samenleving ontstond. Mensen brachten het gebod van de liefde in praktijk. Mensen die het Evangelie benaderen met een wereldse mentaliteit, zullen het raar vinden dat men van liefde een ‘gebod’ maakt. Ze zullen zeggen: liefde moet spontaan zijn, moet van binnenuit komen; men kan niet bevelen lief te hebben. En toch beveelt Jezus ieder van ons: “Heb elkaar lief, zoals Ik u heb liefgehad”. Waarom dit bevel? Ieder van ons weet wel dat als je iets wilt doen om een ander te helpen, je jezelf een beetje moet dwingen. Je moet jezelf een beetje dwingen om de afwas te doen, of om de vaatwasser uit te ruimen. Pas nadat je iets gedaan hebt voor een ander, voel je dat het goed is. Je krijgt er een goed gevoel van, vaak achteraf. De Heer Jezus kent ons. Hij weet hoe de mens is. Vandaar zegt Hij: “Gij ‘moet’ elkaar liefhebben”. Een keuze maken voor de liefde, actief. En dan gebeurt er iets bijzonders.
Ik weet niet of u Michelangelo kent? Hij was in de 16de eeuw een Italiaanse architect en beeldhouwer, een van de grootste kunstenaars van zijn tijd. Toen hij op een dag aan het wandelen was, zag hij een grote blok marmer. Het stond aan de kant en zat onder het stof en slijk. Michelangelo bleef staan en bekeek de marmeren blok. Plots, alsof hij verlicht werd door een ingeving, zei hij: “In dit blok zit een engel verborgen. Ik wil hem eruit tevoorschijn halen.” Michelangelo nam zijn beitel en hamer en begon te beeldhouwen. En langzaamaan kwam de engel tevoorschijn. Zo is het ook met ons. Wij zijn een blok ruwe steen, gedoopt ja, gevormd met de Heilige Geest ja. Maar God de Vader wil het beste in ons naar boven halen. De Hemelse Vader kijkt naar ons en zegt: “In dit blok steen zit het beeld van mijn Zoon Jezus verborgen. Ik wil dat beeld tevoorschijn halen, zodat het straks voor altijd aan mijn zijde schittert in de Hemel”. Hoe gebeurt dat? Het leven kan soms hard zijn. Als wij de beitelslagen van het leven voelen, soms horen, en als we stukken op de grond zien vallen, dan komt dat aan. Pijnlijk soms. We vragen ons af: “Waarom gebeurt dit of dat met mij? Waar is God nu? Dit is te hard voor mij! Wat voor kwaad heb ik gedaan dat dit mij overkomt?!” Eigenlijk kun je beter zeggen: “Heer, ik weet dat U mij bemint. Jezus, ik vertrouw op U. Heer, leer mij op een goede manier met wat mij overkomt omgaan.” Als we zo reageren – gelovig reageren – dan wordt het beeld van Jezus in ons gevormd. Het kruis – datgene wat ons overkomt en moeilijk is in het leven – het kruis is als een beitel. Michelangelo bracht een Engel tevoorschijn. Als we goed omgaan met wat ons overkomt, brengt God de Vader Jezus in ons tevoorschijn. En de Heer leert ons: “zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.”
Amen.