05-03-2016: De preek van de vierde zondag van de Veertigdagentijd 2016
Twee zonen. De jongste zoon vraagt zijn deel van de erfenis. De vader geeft het. We kunnen ons afvragen: waarover gaat deze parabel? Gaat het over de jongste zoon, of gaat het over de vader? De jongste vertrekt naar een ver land. De vader laat hem gaan. Mensen kunnen hun zin doen, gaan en staan waar ze willen, doen en laten wat ze willen, zelfs van God weggaan. En God, de Vader in de Hemel, laat ze gaan. Mensen zijn vrij, ook als ze eigenaardige wegen gaan, als ze in zeven sloten tegelijk lopen en vastlopen. U weet hoe vast de jongste zoon zat. Hij werd varkenshoeder. In onze tijd is dat een respectabel beroep, maar voor de Joden was dat het laatste. Er waren schaapherders, de minsten van de samenleving. Maar varkens hoeden… bewaker van onreine dieren, waar de Joden niet van mochten eten, dieper kon je in het leven niet zinken. Gelukkig is een dieptepunt in het leven dikwijls een keerpunt. De jongste zoon komt tot inkeer. Hij denkt na en krijgt weer gezond verstand: “Ik verga hier van de honger. Ik ga weer naar mijn vader”. Hij denkt erover na om knecht te worden. Het is duidelijk dat die jongste zoon zijn vader niet kent. Want als die jongste zo in de buurt van het vaderlijk huis komt, dan staat de vader op de uitkijk naar zijn kind. Hoelang heeft die vader daar gestaan? Het staat niet in de Bijbel, het is dan ook een parabel. Deze parabel gaat over God, de Vader in de Hemel. God heeft een oneindig geduld en Hij staat op de uitkijk. Naar wie kijkt God, onze Vader in de Hemel, uit? Hij kijkt naar ons! Naar ieder van ons! De jongste zoon, dat zijn wij. Waarschijnlijk lopen wij niet in zeven sloten tegelijk, wellicht zitten wij niet vast in het leven. We zitten niet in een dieptepunt, maar we mogen wel tot inkeer komen in deze 40-daagse vastentijd. De jongste zoon had een verkeerd beeld van zijn vader, al vanaf het moment dat hij zijn erfenis opeiste, zeker toen hij het verkwistte, ook nog toen hij bij de varkens zat en honger kreeg en zelfs nog op de terugweg. De zoon hoopte ‘knecht’ te kunnen worden. Wat voor beeld had hij van zijn vader? Was het een vader die met zijn vuist op tafel sloeg? Neen. Volgens mij was die jongste zoon vergeten dat zijn vader hem als kind op de arm gedragen had, dat hij er mee gespeeld had. En hoe keek de vader naar zijn kind? Het was geen varkenshoeder of knecht. De vader wist dat hij liefde had geïnvesteerd in zijn kind. De vader was zich bewust dat zijn zoon alle trekken droeg van zijn liefde. De vader hoopte dat die jongen die geïnvesteerde liefde diep in zijn hart nog zou dragen. Daarom stond die vader op de uitkijk. Daarom zag hij hem al in de verte aankomen. Zelfs al zouden er honderden op die weg lopen, God zou hem al van ver herkend hebben. Ja, deze parabel gaat over God.
Ook in onze dagen staat God op de uitkijk, met een eindeloos geduld. Zo is God. Vele mensen, gedoopten, zonen en dochters, hebben het zicht op God verloren. Mensen uit onze eigen families en kennissenkring. Maar God kent ze. Zelf voelen we soms ook in ons een weerstand om te kiezen voor het goede en juiste. Toch is het leven geen autosnelweg, waar men niet mag stoppen en omkeren. Als we stoppen op een autosnelweg of omkeren, gebeuren er ongelukken en brengen we mensen in gevaar. Als Christen mogen wij stoppen, omkeren, ons be-keren. Deze 40-daagse vastentijd is hét moment om even stil te staan en naar de Heer te gaan. Zoals in de parabel. De Heer staat op de uitkijk, dag en nacht. Ja, we kunnen God ontmoeten op vele plaatsen: als we de Bijbel lezen, als we in de natuur wandelen, in mensen, in datgene wat de Kerk leert, als we bidden, zelfs ’s nachts als we niet kunnen slapen. God is er. De Heer staat op de uitkijk. We kunnen Hem ontmoeten als we willen, als we ons tot Hem richten. Maar zoals in de parabel zal God de Vader zijn zonen en dochters niet met geweld terughalen. God neemt de mens heel serieus, Hij laat ons vrij. Het moet onze keuze zijn.
Ik zou hier kunnen stoppen met mijn preekje. Toch is er nog een derde figuur in de parabel van de verloren zoon. De oudste zoon. Hij is kwaad en wil niet binnengaan om feest te vieren. De oudste zoon heeft altijd zijn best gedaan, hard gewerkt, nooit van huis weggelopen, en nu wil hij het huis niet binnenkomen. En dan staat daar zo mooi in het Evangelie: “Toen ging de vader naar buiten en drong bij hem aan: kom binnen jongen, jij bent altijd bij me en alles wat van mij is, is ook van jou.” We weten niet wat de oudste zoon heeft geantwoord, dat staat niet in het Evangelie. Misschien moet ieder van ons het antwoord geven. De Hemelse Vader kijkt ons ieder persoonlijk aan, met zijn armen wijd open, de deur van de Kerk staat wagenwijd open: “Kom binnen!” En de Heer wacht tot wij zeggen: “Ja Vader, hier ben ik”.
Amen.