09-03-2014: De preek van de eerste zondag van de Veertigdagentijd 2014
De mens, zo leert ons het scheppingsverhaal, is het toppunt van Gods werk. De mens is een bijzonder wezen : met de voeten op de grond, met het hoofd in de wolken. De hele wereldgeschiedenis maakt duidelijk dat een mens in staat is tot heldhaftige dingen, prachtige dingen, maar ook tot het vreselijke kwade. De Veertigdaagse Vastentijd wil ons dat in herinnering brengen; we mogen ons daar bewust van worden.
Ja, mensen zijn soms zwak. Wij bezwijken wel eens voor de verlokkingen van deze wereld. We leven dan ook in een land waarin alles te koop is; het wordt ons gepresenteerd in reclamebladen en folders, in kranten en tijdschriften, op radio en tv. Als we hen moeten geloven, kunnen we hier in een paradijs leven. In de eerste lezing hoorden we hoe de eerste mensen alles hadden. Ze leefden in een paradijs, toch wilden ze nog meer. Diep in de mens is er een verlangen naar méér, steeds méér. Velen denken zo gelukkig te worden: hoe meer men bezit, hoe gelukkiger men is. De Veertigdagentijd is een tijd van vasten, een tijd van bezinning. Veertig dagen kunnen we ons bezinnen op wat echt belangrijk is in het leven. Trouwens, éénmaal komt er een moment dat God aan u en mij zal vragen: “Wat heb je met uw leven gedaan? Heb je geleefd om steeds meer te pakken en te grijpen? Heb je gekozen voor eigenbelang en persoonlijk gewin? Of heb je ook gegeven, heb je aan andere mensen gedacht en hen geholpen zonder te denken aan jezelf?” Deze Veertigdagentijd kunnen we daarover nadenken. Het is ook een tijd van terugkeer naar de wortels, het fundament van ons geloof. En het fundament is God. We mogen ons nog meer bewust worden dat God goed is, het is een goede Vader. En die Vadergod heeft ons zelfs Zijn enige Zoon gegeven: Jezus Christus. Hij leert ons wat echt belangrijk is.
Vandaag horen we in het Evangelie hoe Jezus door de duivel op de proef gesteld wordt. Rijkdom, macht en aanzien, de drie grote bekoringen van alle tijden. Jezus wordt bekoord, net als wij, maar de Heer laat zich niet misleiden. Jezus, onze Lieve Heer, verwijst telkens naar God, Zijn Vader. Hij heeft nooit wonderen voor zichzelf gedaan. Bij de 1ste bekoring: “Als Gij de Zoon van God zijt… verander deze stenen in brood – doe iets voor jezelf, zorg dat je zelf genoeg hebt”, het antwoord van Jezus: “niet alleen van brood leeft de mens, maar van alles wat uit Gods mond komt”. Bij de 2de bekoring: “Als Gij de Zoon van God zijt… (doe iets spectaculairs, zodat iedereen u bewondert) spring van de tempel” Jezus zegt: “Ge zult God niet op de proef stellen”. Bij de 3de bekoring: “Als Gij de Zoon van God zijt, kniel voor mij neer (zegt de duivel) ik zal U alles geven wat Je maar wilt”; en Jezus: “Weg satan, gij zult de Heer uw God aanbidden en Hem alleen dienen”. Kortom, Jezus wil niet op de voorgrond staan of macht veroveren. Telkens verwijst Jezus naar God Zijn Vader. Diezelfde bekoringen maken wij ook mee. Er zijn zoveel mooie dingen om ons heen, dingen die we kunnen gebruiken en graag zouden willen hebben, maar we hebben er niets aan als wij God voorbij gaan en onszelf en anderen schaden. Trouwens, alles gaat voorbij, God blijft. Dat is de enigste zekerheid die we hebben. Daarom kunnen we best goede maatjes met Jezus Christus zijn. Met Zijn hulp kunnen wij, Christenen, bouwen aan een beschaving van liefde. Jezus, onze Heer, wil dat Zijn Koninkrijk van liefde door ons, Zijn leerlingen, verspreid wordt. Wij mogen een boodschap verkondigen die groter is dan al wat er op aarde bestaat. We kunnen zeggen dat Christenen een zending hebben, die begint in deze wereld en wordt vervuld in de volgende wereld, bij God. Tijdens ons leven kunnen we kiezen tussen goed, minder goed en zelfs kwaad. We kunnen ook kiezen voor goed, beter en best. Het goede dat door gelovige Christenen wordt gedaan is een teken en een uitnodiging voor medemensen om in Gods Zoon Jezus te geloven. Zo mogen wij getuigen zijn van Gods liefde. Als we hier bijeen komen wordt ons leven, ons geloofsleven, gevoed. We luisteren naar Gods woord, we bidden en ontvangen de Communie en de andere sacramenten. Hier in de H. Mis leren wij van onze Heer onszelf onvoorwaardelijk aan God en aan onze naaste te geven. De Heer doet het ons voor, Hij geeft zichzelf totaal aan ons in de H. Communie. Hier leren we van de Heer om onze broeders en zusters lief te hebben.
In deze Veertigdagentijd mogen we nadenken wat echt belangrijk is en wat blijft. Bidden we dat onze Heer hier in de H. Mis ons de kracht geeft om te weerstaan aan al datgene wat ons verwijdert van God en van elkaar. Moge Onze Lieve Vrouw, onze hemelse Moeder Maria, ons leiden op deze weg naar de vreugde van Pasen.
Amen.