12-01-2014: De preek van de Doop van de Heer 2014
De Kersttijd wordt afgesloten met het feest van de Doop van Jezus. Na Zijn doop begint Jezus aan de verkondiging van het Evangelie, de Blijde Boodschap voor alle mensen. Zoals boven de kerststal de Hemel openging en Engelen zongen: “Vrede op aarde aan alle mensen ven goede wil”, zo gaat de Hemel opnieuw open bij de doop van Jezus en een stem uit de Hemel klinkt: “Dit is mijn Zoon, mijn veelgeliefde.” Wij worden uitgenodigd om naar Jezus te luisteren, want Petrus zegt het zo: “Door Jezus Christus heeft God de Blijde Boodschap van vrede verkondigd”. Daarom zijn op Jezus de woorden van de profeet Jesaja van toepassing: “Allen die in duisternis zitten zal Hij bevrijden”. Jezus bevrijdt mensen, dat doet Hij nog steeds. We mogen dan ook hopen dat vele mensen horen over Jezus Christus, want Hij is in staat om licht te brengen waar duisternis heerst.
Beste mensen, Ik weet niet of u heel uw leven met God geleefd heeft. In onze tijd zijn er veel mensen die niet altijd een christelijk godsbesef hebben. Toch worden wij allemaal uitgenodigd om Jezus Christus toe te laten in ons leven. Ik wil u iets vertellen over een Heilige voor onze tijd: de Afrikaanse Giuseppina Bakhita. Ze is voor ons een mooi voorbeeld voor wat God met mensen doet. Bakhita werd rond – de juiste datum wist ze niet – 1869 geboren in Darfur, in Soedan. Toen ze ongeveer negen jaar was, werd ze door slavenhandelaars ontvoerd. Ze werd geslagen, vernederd en vijf keer op de slavenmarkten van Soedan verkocht. Ze kwam als slavin in dienst bij een generaal en werd daar dagelijks geslagen en gegeseld, ze had 144 littekens. In 1882, ze was ongeveer 13 jaar, werd ze door een Italiaans Christen, zeg maar, vrijgekocht. Vanwege politieke problemen ging die Italiaan terug naar Italië en Bakhita ging mee. Hier leerde Bakhita uiteindelijk, na de vreselijke ‘meesters’, een andere ‘Meester’ kennen: de levende God, de God van Jezus Christus. Tot dan toe had ze alleen meesters gekend die haar verachtten en mishandelden. Maar nu hoort ze dat er een “Meester” is die boven alle meesters staat, de Heer der heren, en dat deze Heer goed is, de goedheid zelf. Ze hoorde dat deze Heer ook haar kent, haar geschapen heeft – ja, dat Hij haar liefheeft. Bakhita ontdekte dat ze bemind werd, en wel door de allerhoogste Heer. Ze werd gekend, bemind, verwacht. En wat héél bijzonder is: Deze Meester liet zich zelf geselen, Hij stierf aan een Kruis, en Hij Verrees uit de doden en nu wachtte Hij “aan de rechterhand van de Vader” op haar. Toen ze dit ten volle besefte, voelde ze zich een vrij kind van God. Ze begreep heel goed de tekst uit de Handelingen van de apostelen (we hoorden het): “Bij God bestaat er geen aanzien van persoon, maar dat, uit welk volk ook, ieder die Hem kent en het goede doet, Hem welgevallig is”. Voor Bakhita was Jezus degene die “Het geknakte riet niet zal breken, de kwijnende vlaspit niet zal doven. (…) Degene die de mensen verlost die in duisternis zitten.” Daarom weigerde Bakhita toen men haar weer naar Soedan wilde sturen; ze was niet bereid om zich van haar Heer te laten scheiden. Begin januari 1890 (124 jaar geleden) werd ze gedoopt, ze ontving de Heilige Communie en werd gevormd. Zes jaar later, ze was ongeveer 27 jaar, werd ze kloosterzuster. Daarna trok ze door Italië om mensen te motiveren om naar Afrika te gaan, naar de missies. Ze hoopte dat de Afrikanen dezelfde bevrijding mochten ervaren, een bevrijding die zijzelf door de ontmoeting met de God van Jezus Christus had ontvangen. Want ze geloofde dat Jezus, de Verrezen Heer, nog steeds “weldoende rondging, en allen genas die onder de dwingelandij van de duivel stonden” bevrijdde; dat geloof wenste zij door te geven aan vele medemensen.
Broeders en zusters, Waarom zijn wij gedoopt? Waarom hebben wij onze kinderen laten dopen? Om het kind op de weg van Jezus Christus en Zijn Blijde Boodschap te zetten. Onze voorouders zijn de weg van Jezus Christus gegaan en wij geloven dat ze ondertussen thuis gekomen zijn bij God onze Vader in de Hemel. Wij mogen hopen dat onze kinderen dezelfde weg opgaan. Leven als gedoopte wil zeggen: bewust het levensprogramma van Jezus aanvaarden. Wandelen zoals Jezus heeft gewandeld. Doen wat Hij heeft gedaan. Dat is een hele opgave. Als we dat willen samenvatten denk ik dat we in het Evangelie enkele principes vinden. Ten eerste: Jezus sprak over de Blijde Boodschap. Jesaja sprak (we hoorden het): “De verre kusten zien uit naar zijn leer.” Jezus ging de mensen zélf opzoeken. Hij had er lange voetreizen voor over om de dorpen en steden te bezoeken om daar zijn leer (het Evangelie van liefde, vrede en goedheid) te verkondigen. Ten tweede: Jezus was goeddoende. Op alle mogelijke manieren probeerde Hij de mensen te helpen. Hij antwoordde op levensvragen, genas zieken en nam de verdediging op zich van hen die door hun medemensen belaagd werden. Samengevat: de Heer zette zich in met woorden én daden opdat Gods Rijk kome. Dat is ook onze taak: met woorden én daden getuigen van het Evangelie. We kunnen de Heer volgen, als we willen. Laten we dan in gebed ons hart openen voor Hem, onze Heer en Meester zodat we vrije mensen worden.
Amen.