• darkblurbg

10-02-2013: De preek van de vijfde zondag door het jaar 2013
Geloof het of niet: West Europa zindert en knispert van religiositeit. Maar er is bij velen koudwatervrees om zich aan de Kerk en het Bijbels Godsgeloof te binden. Men gelooft liever in een vage kosmische kracht. We kunnen zeggen: onze cultuur is religievriendelijk maar god-loos. Velen zijn de levende God kwijtgeraakt of hebben Hem nog niet gevonden. Een persoonlijke relatie aangaan met de God van de Bijbel, die oproept, bevrijdt en geborgenheid biedt, ziet de huidige mens niet zitten. En de Kerk slaagt er nog steeds niet in om de ontkerkelijking te keren. Sterker nog: er zijn mensen die zich uitschrijven uit de Kerk. Hoe kunnen we het tij keren? Wat heeft een mens nodig om een goed mens te worden en te blijven? Een mens heeft vertrouwen nodig, anders werkt er niets. De relatie tussen ouders en kinderen, arts en patiënt, in de zakenwereld, het samenleven van groepen en volkeren… als er geen vertrouwen is loopt het vast. Een mens heeft ook toekomst en uitzicht nodig, anders lijkt alles dichtgetimmerd. Een mens wil beminnen en bemind worden. Een mens wil zich wegschenken en zich vanuit de ander ontvangen. Samengevat: geloof, hoop en liefde heeft de mens nodig, en… men vindt het in het Christendom. Maar de huidige mens zoekt niet direct naar een doctrine, een leer, maar naar spiritualiteit. En dan is de kern van de zaak: wie is God en wat kan Hij in mijn leven betekenen?

Met al deze vragen in het achterhoofd kijken we naar het Evangelie van vandaag. Op het eind van dit Evangelie horen we hoe Jezus zijn eerste leerlingen roept: “Voortaan zult ge mensen vangen”. Roeping, broeders en zusters, gaat altijd van God uit. God roept, wij mogen antwoorden en volgen. Dikwijls gaat die roeping in tegen onze eigen plannen, tegen onze verwachtingen, zelfs tegen onze eigen omgeving. Soms gaat roeping in tegen elke menselijke logica. In het Evangelie van vandaag is dat heel duidelijk. Een hele nacht hebben de leerlingen van Jezus gevist en… niets gevangen. En dan komt daar Jezus, een timmerman, en Die komt zeggen dat ze hun netten opnieuw moeten uitwerpen. Dat is net logisch. Menselijk gesproken zouden die vissers kwaad moeten worden. Ze hebben al heel hun leven op het water doorgebracht, ze kennen hun vak, ze weten wanneer ze moeten vissen (’s nachts) en hoe ze moeten vissen. Petrus zegt het ook: “Meester, de hele nacht hebben we gezwoegd zonder iets te vangen”. 

Petrus doet beroep op het gezond verstand. ’t Heeft geen zin om opnieuw te gaan vissen. Beste mensen, zo gaat het bij iemand die geroepen wordt. De omgeving begrijpt het niet; mensen die niet kerkelijk zijn zeggen: “Gebruik uw verstand. Wat doet ge in de Kerk, wat doet ge in een klooster of seminarie?; mensen die nooit bidden zullen zeggen: “Tijdverlies, zonde van de tijd”; mensen die niet geloven zullen onbegrijpelijk het hoofd schudden en zich afvragen: “Hoe kan het dat iemand zo naïef is?” Wanneer iemand zegt naar de Kerk te willen gaan, omdat men door de Lieve Heer gegrepen is en geroepen wordt, gaat dat het verstand van velen te boven. (Jezus) “Werp uw netten uit!” “Meester, de hele nacht hebben we gevist. Meester, gebruik uw gezond verstand”. Maar Petrus herpakt zich en zegt: “Op uw woord zal ik de netten uitgooien.” Geloven, beste mensen, is vertrouwen op het woord van iemand anders; in dit geval: vertrouwen op Jezus Christus, Hij geeft een toekomst en uitzicht, en wat het mooiste is: Hij bemint en is beminnenswaardig. Geloven is antwoord geven aan Jezus Christus, ook al vraagt Hij dikwijls iets wat ingaat tegen ons eigen inzicht, tegen ons eigen verstand, tegen onze eigen plannen, en tegen ons goesting. 

En dan… dan gebeurt het wonder. Als je dan in je leven de netten binnenhaalt, dan zijn ze overvol en dreigen ze zelfs van zwaarte te scheuren. Maar ze scheuren niet omdat je gehandeld hebt op het Woord van Jezus Christus. Telkens wanneer je “ja” zegt tegen de Heer Jezus, geeft Hij het honderdvoudig terug. De weg van de Heer heeft alles te maken met mijn eigen menswording; Hij schenkt ons als broeders en zusters aan elkaar, om een beter mens te worden. Iemand die dit nooit ervaren heeft, iemand die dit nooit echt geloofd heeft, heeft ook geen begrip van de zaligheid die ons geloof in de Heer geeft. Zo iemand haakt af. Wat kunnen we doen? Begin met God elke dag te danken dat je leeft, dat je Zijn kind mag zijn en dat Hij van je houdt. Dikwijls heb ik mensen horen zeggen: “Wat een geluk dat ik kan geloven! Wat een geluk dat ik kan bidden! Anders was ik er nooit overheen geraakt.” Ons ja-woord wordt honderdvoudig terugbetaald door de Heer. Petrus begrijpt het en wat doet hij dan? Hij werpt zich voor Jezus neer en zegt: “Heer, ga weg van mij, want ik ben een zondig mens.” Wie ben ik, dat God mij roept? Wie ben ik dat ik dit mag meemaken? In het licht van Christus zien we wie we zijn. Pas wanneer Petrus dit inziet, kan de Heer zeggen: “Laat uw boten en netten achter en volg Mij!” Petrus doet het. Ja hij zal nog zwakke momenten kennen, dat is eigen aan mensen die geroepen zijn. Petrus valt in slaap in de Hof van Olijven; Petrus slaat op de vlucht wanneer de soldaten Jezus gevangen nemen; Petrus zal als de haan kraait zeggen: “Ik ken die Mens niet”. Dat is eigen aan elke roeping, bij Petrus en bij ons.

Laten wij dan toch maar bidden dat ikzelf, maar vooral vele jonge mensen zouden mogen zeggen: “Flut, ik laat de lege boten achter, op Uw Woord Heer werp ik de netten uit. U wil ik volgen alle dagen van mijn leven”. En dat ze dan van Jezus mogen horen: “Wees niet bang. Volg Mij. Ik ben met u, alle dagen! Vaar nu naar het diepe.”

Amen.