• darkblurbg

18-08-2013: De preek van de twintigste zondag door het jaar 2013
Veel tijdgenoten leven alsof er geen God bestaat. Ze ontkennen niet het bestaan van God, maar ze zijn er gewoon niet mee bezig. Het interesseert hen niets. Het lijkt er ook op dat ze niets missen. Ze denken dat als ze geloven in God ze er niet beter van worden. Kortom, God is bij velen uit hun leven verdwenen. God wordt in onze samenleving ook doodgezwegen. Als men op tv of in de krant over God spreekt of schrijft, is het dikwijls negatief. Zelfs met de Wereldjongerendagen in Brazilië – een groot succes – weet men hier in Nederland een tegenovergestelde boodschap te verkondigen. Het is dan ook moeilijk om in Nederland tot geloof te komen. De Kerk met haar Blijde Boodschap staat hier aan de rand, met als gevolg dat velen vinden dat de Kerk niets meer te zeggen heeft.

Broeders en zusters, Toch mist iemand die niet in God gelooft een diepere bodem van vertrouwen, in het dagelijks leven als het goed gaat, maar zeker als lijden je treft. Als je in God gelooft, sta je op een fundament. De bovenbouw kan wel wankelen, maar het fundament, het fundamentele geloof en vertrouwen in God, blijft. Maar hoe kunnen we dit doorgeven aan onze medemensen, vaak familie en vrienden, hier in Nederland? De tweede lezing is duidelijk: we worden “door een wolk van getuigen omgeven” (Heb.12,1), getuigen van vroeger en van nu. Wie Christen wordt, doet dit op aanwijzing of op zeggen van iemand anders. Via familie of opvoeders, maar ook door anderen die op een aanstekelijke en waarachtige manier het geloof uitstralen. Vliegen vang je met honing, niet met azijn. Sympathieke geloofsgetuigen van vroeger en nu kunnen ons overtuigen om de stap naar het geloof te zetten. Het zijn gidsen op weg naar God; ze laten zien dat God een Persoon is die van mensen houdt. Het begint met Jezus: “Wie Mij ziet, ziet God de Vader” zegt Hij (Joh.14,9). Jezus is de grootste getuige omdat Hijzelf God is en ook zo goed als God is, dat zie je in Zijn handelen, dat hoor je in Zijn woorden. “Zie naar Jezus, de aanvoerder en voltooier van ons geloof” lezen we in de tweede lezing. Het Christelijk geloof steunt op Jezus Christus en op mensen die van Hem getuigen; mensen die Hem ontmoet hebben in gebed, in ontmoetingen met anderen. Want Jezus leeft in mensen, vooral in hen die gedoopt zijn en Hem willen volgen met heel hun hart. We noemen zulke mensen heiligen. De Heilige Franciscus, de Heilige Thérèse van Lisieux, ons eigenste Peerke Donders, heiligen in wie het heldere licht van Jezus straalt, van binnen naar buiten, zij vormen een krachtig teken van de geloofwaardigheid van ons geloof. Er zijn zelfs Christelijke martelaren (‘Christelijke’ martelaren ondergaan het lijden i.p.v. ze anderen doen lijden). Ze leven zoals Jezus; met Hem aan het Kruis ondergaan ze het lijden en geven zo getuigenis van liefde, vrede, goedheid, geduld en vooral geloof. Wil dat zeggen dat we allemaal martelaar of martelares moeten worden. Neen. Maar de toekomst van het Katholiek geloof in onze streken hangt in grote mate af of er voldoende sympathieke geloofsgetuigen zullen zijn, en dit in woord en daad, zoals Jezus. Vitale geloofsgemeenschappen, zoals het Heike er een is met relatief veel jonge gezinnen op zondag, kunnen een weg zijn om tot geloof of geloofsverdieping te komen. De Heilige Origenes zei: “De goddelijkheid van Jezus wordt bewezen en verkondigd door mensen die beseffen dat ze aan Hem hun heil te danken hebben”. Ons heil, ons geluk, het fundament van onze vrede en liefde en goedheid ligt in Jezus Christus. Was dit het succes van de wereldjongerendagen, dit jaar in Brazilië? Een hartelijke, gastvrije, broederlijke en zusterlijke bijeenkomst, in gebed, rond de Levende en Verrezen Heer Jezus Christus. Duizenden worden bevestigd in het geloof en krijgen de smaak om te geloven. Dit brengt ons bij het Evangelie.

Jezus zegt: “Vuur ben Ik op aarde komen brengen, en hoe verlang Ik dat het oplaait!” In ons eentje kunnen we het vuur niet brandend houden, altijd is er een groep nodig. Want als het vuurtje bij iemand smeult of bijna uit is, kan het weer opflakkeren als men in contact komt met een medechristen die vol vuur is. We kunnen alleen maar zeggen ‘ik geloof’ omdat er een gemeenschap van gelovigen is die kan zeggen ‘wij geloven’. En die groep van gelovigen noemen we de Kerk. De Kerk is veel meer dan een instituut; we noemen de Kerk ‘moeder en lerares’ (mater et magistra). Van de Kerk ontvangen we de moedertaal van ons geloof, dat rijke geestelijke kapitaal van zovelen die vóór ons geleefd hebben. Getuigen die leefden en dachten vanuit de Geest van Jezus Christus. De familiale verbondenheid vindt het hoogtepunt in de bijeenkomsten op zondag, in de Eucharistieviering. Zonder Mis is er iets mis, dan begint ons geloof snel te verschralen en te vervagen. Tertullianus zei: “Eén Christen is géén Christen”. In deze tijd zijn Christenen dan ook meer dan ooit aangewezen op de ontmoeting van elkaar in de Eucharistie rond de Levende Heer Jezus. Het feit dat Jezus Christus blijft aanspreken en inspireren, al tweeduizend jaar lang, is al bijzonder, een wonder op zich. Laten wij in deze tijd via de ontmoeting met Jezus het geloof in God verdiepen en ervan getuigen, zodat velen buiten deze muren de rijkdom van het geloof mogen leren kennen en het onwankelbaar fundament voor hun leven mogen vinden. We bidden er voor. Heer Jezus Christus, verhoor ons gebed.

Amen.