01-04-2013: De preek van Tweede Paasdag 2013
In de eerste lezing horen we hoe Petrus naar buiten treedt. Ze gooien de deuren en de vensters open, Petrus trad naar voren met de elf verheft zijn stem met kracht: “Jezus die gij gekruisigd hebt leeft. God heeft Hem ten leven opgewekt. Hij is Verrezen!” Na het Concilie in de jaren zestig van vorige eeuw heeft men ook de deuren en vensters van de Kerk opengezet en een – al dan niet fris – windje laten binnenwaaien. We kunnen na vijftig jaar Concilie zeggen dat de wind die de Kerk in- of uitvloog niet altijd even fris was. En toch zegt Petrus in de eerste lezing: “Sluit u niet op!” Christenen moeten zich niet opsluiten achter gesloten deuren en vensters. Wij mogen naar buiten treden met een Boodschap, een Blijde Boodschap. Wij zijn geroepen om een fantastische Boodschap te verkondigen door woorden en daden, door doen en laten. We moeten de Boodschap zeker niet aanpassen aan de wereld, maar omgekeerd: we mogen de wereld aanpassen aan de Blijde Boodschap van Jezus Christus. De kern van het Christendom is: de Christus die gij gedood hebt, leeft! Je kunt de Levende Heer ontmoeten in gebed, in de sacramenten en in medemensen.
Vandaag de dag zijn velen geneigd om zich af te stemmen op wat mensen sympathiek vinden, op wat mensen graag willen horen en aangenaam vinden; ze zwakken de Boodschap van Jezus Christus wat af naar wat de wereld verlangt, naar wat ‘men’ verlangt. Maar dat is niet onze Christelijke opdracht! Petrus treedt, geïnspireerd door de Heilige Geest, naar buiten en verkondigt op gevaar van zijn leven een Boodschap. Mogen we dan niet sympathiek overkomen? Moeten we dan mensen ‘tegen hun kar rijden’, zoals ze in Vlaanderen zeggen, zodat ze hun deuren en vensters sluiten voor Jezus Christus? Neen, natuurlijk niet. We nemen als voorbeeld Paus Franciscus. In heel de wereld heeft hij sympathie opgeroepen door zijn manier van doen, zijn eenvoud en ongecompliceerdheid. Maar ondertussen verkondigt Paus Franciscus wel de Blijde Boodschap zonder iets af te doen van de moraal of de leer of het leven van de Christenen. Op dezelfde manier mogen wij de deuren en vensters van ons leven openzetten, om te verkondigen wat de Levende Jezus Christus ons geleerd en voorgedaan heeft. Alleen zo, door bezielde Christenen, zal de Kerk inspirerend werken in deze samenleving. Ik weet niet of daar veel sympathie mee te behalen valt. Kijk maar naar Jezus, we hebben met Palmzondag de sympathieke Christus gehad, toen iedereen riep: “Hosanna, de Koning van Israël”; we hebben op Goede Vrijdag gehoord: “Kruisig Hem, aan het Kruis met Hem!”. Ik denk niet dat de wereld dolenthousiast zal zijn als wij de Blijde Boodschap van Jezus Christus verkondigen. Maar als we dat doen gebeurt hetzelfde als in het Evangelie van vandaag: Jezus kwam hen (komt ons) tegemoet en zegt: ‘Wees gegroet’. We kunnen dan a.h.w. zijn voeten omklemmen en Hem aanbidden. En dan zegt de Heer tot ons (ik weet het zeker): ‘Wees niet bang. Verkondig de Blijde Boodschap… Ge zult Mij zien”. Waar of wanneer zien wij Jezus? In gebed, in de Sacramenten, in onze medemensen. We ontmoeten de Heer in onze naasten. Dáárom moeten we de Blijde Boodschap verkondigen. Hoe meer mensen Jezus kennen en volgen, hoe meer we Hem ontmoeten in onze wereld. Onze wereld heeft, onze medemensen hebben, grote nood aan ons getuigenis.
Petrus verkondigde met hart en ziel dat Jezus leeft; Petrus doopte duizenden op die dag. Ik weet niet of ons getuigenis dat zal teweegbrengen, we zijn geen Petrussen. Maar we zijn wel gedoopt, we zijn familie van Petrus, ook van elkaar, en we hebben dezelfde opdracht. Want we zijn van dezelfde Heer Jezus Christus, die leeft en heerst in de eeuwen der eeuwen.
Amen.