• darkblurbg

10-03-2013: De preek van de vierde zondag van de veertigdagentijd 2013
Een vader met twee zonen, beter bekend als: “de parabel van de verloren zoon”. Wie kent deze parabel niet? Het is een hoogtepunt in de spiritualiteit en literatuur. Wat zou onze cultuur, onze kunst, wat zouden zelfs onze beschaving en samenleving zijn zonder deze openbaring van een God die zich Vader noemt en vol barmhartigheid is? In de niet-christelijke culturen is god of ver weg, of wreed, of iets onbepaalds, of een combinatie van deze. De Zoon van God, Jezus Christus, heeft ons geopenbaard dat God een Barmhartige Vader is. Deze parabel van de verloren zoon kan ons diep raken, kan ons hart in beweging brengen, elke keer als we deze beluisteren of lezen. Elke keer weer opnieuw komen er nieuwe betekenissen aan de oppervlakte. Het mysterie verdiept zich. De parabel van de verloren zoon is dus de parabel van de Barmhartige Vader in de Hemel. De parabel leert ons iets over God, we leren Zijn gelaat kennen, of beter, we leren Zijn Hart kennen. Sinds Jezus gesproken heeft over Zijn Barmhartige Vader, zijn de dingen veranderd; vroeger kende men God niet, nu kennen wij God wel: Hij is ‘onze’ Vader die ons met grote liefde als een vrij mens geschapen heeft, we hebben een geweten en een vrije wil. Onze Vader God lijdt als we verkeerde wegen gaan, onze Hemelse Vader viert feest als we terugkeren. Kortom, we kunnen met God een relatie aangaan, net zoals we met onze ouders een relatie hebben. Als klein kind ben je van je ouders afhankelijk: zorg, eten, aandacht, het is nodig om te groeien. Als tiener of jong volwassene wil je onafhankelijk zijn: puberen, je grenzen zelf ontdekken, vrank en vrij. Als je nog wat ouder wordt en als de ontwikkeling positief verloopt, kom je tot evenwicht: je bent dankbaar voor je ouders, er is liefde en aandacht voor elkaar.

Deze fases kunnen er ook zijn in de relatie met God de Vader. Als het geloof in de kinderschoenen staat denkt men dat het geloof in God iets is dat onvrij maakt en waar men zich aan moet onderwerpen. Als men groot en zelfstandig wordt wil men zich van deze onderwerping losmaken: vrijheid, alleen handelen en zelf bepalen wat men wil, men denkt zelfs zonder God te kunnen. In deze fase kan men atheïst worden, maar deze fase verbergt dikwijls een verlangen om het ware gezicht van God te kennen. Gelukkig blijft God trouw zelfs als we van Hem weglopen en verloren lopen; God blijft ons door zijn liefde volgen: Hij kijkt naar ons uit zoals de Barmhartige Vader in het Evangelie. Hij wil ons graag vergeven, Hij spreekt innerlijk tot ons geweten en hoopt dat we uit vrije wil naar Hem terugkeren, tot in het huis van de Vader. In de parabel gaat de jongste weg en zakt steeds verder weg in de miserie. De oudste blijft thuis, maar ook zijn relatie met de vader is onvolwassen. Als zijn broer terugkeert is de oudste niet gelukkig, de Vader wel, die stond al die tijd op de uitkijk. De oudste zoon wordt zelfs kwaad en wil niet meer in huis binnengaan. Eigenlijk vertegenwoordigen die twee zonen twee onrijpe relaties met God: opstandigheid en kinderachtige gehoorzaamheid. Het is pas door barmhartigheid te ervaren dat ze kunnen veranderen. De ervaring vergeven te zijn, het inzicht bemind te worden door een Liefde die groter is dan onze tekorten, alleen zo treden mensen binnen in een vrije relatie met God. Alleen zo worden wij broers en zussen van elkaar, vrije kinderen van God onze Vader. Beste mensen, Laten we deze parabel tot ons doordringen en overwegen. We mogen naar onszelf kijken, naar ons leven. Hoe kijken wij naar God? Denken we dat God ons onvrij maakt en willen we weg van Hem, denken we dat we vrij zijn als we God aan de kant zetten? Kijken we vooral naar het Hart van de Vader, de Barmhartige Vader. We mogen ons in Zijn armen werpen en ons door Zijn Barmhartige liefde opnieuw tot leven brengen. De ontmoeting met God in de Kerk, in Zijn huis, moet wel concreet worden in ons leven.

Daarom wil ik eindigen met een verhaal. Een oude pastoor bad vijf keer per dag en zei tot God: “Goede God, de mensen lachen me uit en spotten: ‘die dwaas gelooft nog in God’. Ik vraag U God, laat U één keertje in mijn leven aan me zien.” ’s Nachts verscheen hem een Engel in een droom die zei: “Ga op reis om Pasen te vieren in de kathedraal van Moskou, dan zal je God zien.” De pastoor vertrok. Onderweg ontmoette hij een jonge man met koorts, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem tot hij genezen was. Even later was er weer een oponthoud, een man zonder geld die een lange reis voor de boeg had. Hij wilde naar huis terug en huilde. De pastoor besloot om in een herberg de afwas te doen en het geld aan hem te geven zodat hij verder kon. Hij reisde verder en ontmoette een huilend kind dat verdwaald was. De pastoor nam het bij de hand en ze zochten samen naar de ouders. De vader zag ze van ver aankomen. Ge weet wel hoe het afliep. Al bij al kwam de pastoor te laat. Doodmoe ging hij teleurgesteld zitten op de trappen van de kathedraal en bad: “Goede God, sorry dat ik te laat ben. Waarom laat U zich niet aan mij zien? Ik heb heel mijn leven aan U gegeven.” De pastoor viel in slaap, de Engel verscheen weer en zei: “God begrijpt u niet. Hij heeft zich onderweg toch al drie keer aan u laten zien!” Opgewekt ging de pastoor terug naar huis. Hij was blij en dankbaar, want hij had God gezien. Drie keer. Broeders en zusters, Ook wij mogen God onze Vader ontmoeten in de dagdagelijkse dingen van het leven. Laten we daar op weg naar ons Pasen werk van maken.

Amen.