• darkblurbg

14-04-2013: De preek van de derde zondag van Pasen 2013
Afgelopen week heb ik ergens de Mis gevierd (’t was niet in Tilburg) en na de Mis werd er koffie gedronken. Er was een man bij – die overigens niet in de Mis aanwezig was – en die zei: “Het wordt tijd dat de Kerk verandert, dat priesters mogen trouwen”. Ik proefde de ontgoocheling en ik dacht: “Hup, daar gaan we weer”. Meestal komt er dan een hele riedel van dingetjes. Dat was nu ook zo. Maar om het gesprek een andere kant op te sturen zei ik: “Waar gaat het eigenlijk over? Het gaat over het feit dat Jezus Verrezen is en leeft en dat Hij van ons houdt; dat je Hem kunt ontmoeten in de Kerk, in de Communie. Als meer mensen dat zouden geloven, zouden ze naar de Mis gaan om Jezus te ontmoeten. De Kerk is de verpakking”. Tot zover mijn antwoord. Natuurlijk vind ik de verpakking belangrijk. Ik vind dat je Jezus het best in de R.K.Kerk kunt ontmoeten, anders was ik geen priester geworden in de R.K.Kerk.

Met dit in het achterhoofd kijken we naar het Evangelie van vandaag. We zien Petrus in de rol van de misschien wat ontgoochelde visser. Hij lijkt op de man die ik eerder deze week sprak. Petrus neemt wel initiatief: “Ik ga vissen”, de anderen volgen hem: “Dan gaan wij mee. Ze gingen op weg en klommen in de boot.” Maar zijn ontgoochelde actie levert niets op: “Ze vingen die nacht niets”, de netten bleven leeg. Pas wanneer Petrus luistert naar de Onbekende op het strand, vangen ze een grote hoeveelheid vissen. Door Johannes, de beminde leerling, liefde ziet altijd scherper, wordt Petrus erop gewezen dat de Onbekende Jezus is. Dolenthousiast springt Petrus in het water, verlangend naar Jezus zwemt hij naar Hem toe. Nadat de anderen aan land gekomen zijn, neemt Petrus weer het initiatief om de vangst veilig bij de Heer te brengen. In het leven gaat het zo dikwijls ook. We lanceren initiatieven, actie en inzet ten top, maar het net blijft leeg, soms heb je het gevoel dat je ontgoocheld met lege handen blijft staan. Moeten we misschien meer luisteren naar Jezus, die midden onder ons is, maar die we niet of onvoldoende kennen? Het spreekwoord: ‘onbekend is onbemind’ kunnen we ook omdraaien: ‘onbemind is onbekend’. Zo kijken we naar het Evangelie: nadat Petrus Jezus herkend heeft, vraagt Hij aan Petrus of hij wil bevestigen wie Jezus voor hem persoonlijk is. Door het gebruik van de familienaam ‘Simon Petrus’ krijgt de vraag een plechtig karakter; Simon Petrus moet met heel zijn leven, met heel zijn hebben en zijn antwoorden. Tussen haakjes: we kunnen i.p.v. ‘Simon Petrus’ onze naam in de plaats zetten: Marietje Jansen, Karel Loodts, Maria Adriaenssen, Annie Langenberg, Alex Hendrickx, puntje puntje… Jezus vraagt niet één keer, maar drie keer: “Heb je mij meer lief dan de anderen Mij lief hebben?”. De Heer dwingt tot een drievoudige belijdenis, het is een verwijzing naar de drievoudige verloochening tijdens het lijden van de Heer: “Ik ken die Mens niet”. En wij? Kennen wij Jezus? Nu, na elk antwoord, geeft Jezus een opdracht aan Petrus: “Weid Mijn lammeren – hoed Mijn schapen”. De herinnering aan zijn zwakheid, mag Petrus nederig maken en hij mag inzien dat het leiden van de kudde een dienstwerk is. En dat dienstwerk kan heel ver gaan, kan veeleisend zijn: wie Jezus echt liefheeft met heel het hart, met alle krachten en heel het verstand, zal de liefde moeten bewijzen door het leven te geven, totaal.

Nu zult ge misschien denken: “het leven geven… dat is iets voor hen die op bijzondere wijze geroepen zijn: pastoors en kapelaans, paters en zusters, religieuzen.” Ik kijk nu even naar het Concilie dat vijftig jaar oud is. Het was een revolutie. In het document over de Kerk staat dat er geen tweedeling is in de Kerk. Allen zijn geroepen om Jezus te volgen, krachtens het doopsel. We zijn allemaal gedoopt en er is dus geen onderscheid tussen priesters, religieuzen en leken. Er is geen elite in de Kerk. Men denkt te gemakkelijk dat de leken zich moeten bezighouden met de dingen van de wereld: het werk, het gezin organiseren, hobby’s en nog zoveel meer. Voor geloof en Jezus heeft men geen tijd. Dat is iets voor paters en nonnen en voor meneer pastoor. Zelfs in onze tijd klinkt nog dikwijls: “Ik ben katholiek van huis uit”, om te zeggen dat er van regelmatige kerkgang geen sprake is. Waarom zijn mensen bang van de lieve Heer en Zijn Kerk? Geroepen worden om de Heer te volgen betekent gewoon ontdekken dat ons leven ten diepste bestaat uit beminnen en bemind worden, op de eerste plaats door Jezus zelf. Gegrepen zijn door de lieve Heer, brengt tot navolging en verkondiging. Je wilt de liefde delen met anderen. Zo is het bedoeld, dat is liefde. Neen, buiten deze muren van de kerk, vijftig jaar na het concilie, heeft men het nog niet helemaal door: de revolutie van de liefde is nog niet uitgebroken. Maar wat niet is, kan nog komen. De revolutie begint als we “ja” zeggen, als antwoord op de heel dringende en persoonlijke vraag van Jezus aan ieder van ons: “Bemin je Mij? Heb je Mij lief?”. We mogen zoals Petrus die vraag beantwoorden, óók als we beseffen dat we – zoals Petrus – wel eens tekort schieten. We mogen weten dat onze liefde niet altijd perfect is, we zijn niet volmaakt, nog niet. Van Petrus en zijn opvolger Paus Franciscus mogen we leren dat wie anderen wil leiden, op de eerste plaats Christus liefdevol moet volgen door Hem te ontmoeten in gebed, in de Mis, in medemensen. Zoals Jezus in het Evangelie zegt: “Volg Mij”.

Amen.