13-02-2013: De preek van Aswoensdag 2013
Beste mensen, Aswoensdag brengt ons weer samen. Al 2000 jaar zijn Christenen elk jaar opnieuw op weg naar Pasen en lang daarvoor vierden de Joden elk jaar hun Paasfeest. Ze probeerden hun leven weer de goede richting te geven. Vandaag zitten wij hier in de Kerk en we zetten ons in die lange rij, in de lange geschiedenis van Joden en Christenen. We zitten hier met onze goede bedoelingen en met onze tekorten; we zitten hier met onze hoop en met onze verlangens. Als we naar de toekomst kijken, waar gaat die naartoe? Er zijn mensen die zeggen: “de tijden zijn slecht”, maar – zoals de Heilige Augustinus zei – : “de mensen, wij zijn de tijden”. We moeten ons dus afvragen: als men een leven zonder God opbouwt, waar gaan de mensen naartoe? waar gaat de jeugd naartoe? en de gezinnen? en de roepingen tot priesterschap en religieus leven? en de Kerk? De toekomst wordt voor een groot deel bepaald door mensen en door situaties waar we niet bij kunnen. Toch wordt voor een klein stukje die toekomst gemaakt en bepaald door ieder van ons. Voor dat kleine stukje zijn we verantwoordelijk. We willen ons inzetten in deze wereld en daar willen we ons in deze Veertigdagentijd (deze Vastentijd) over nadenken, ons bezinnen.
In het Evangelie geeft Jezus ons drie hoofdpunten die deze tijd vóór Pasen kenmerken. De Heer zegt: “Wanneer ge een aalmoes geeft, wanneer ge bidt, wanneer ge vast”. Met aalmoezen geven, bidden, vasten, markeert Jezus de drie relaties waarop het Christelijk leven gebouwd is en waar we ons telkens weer kunnen vernieuwen. ‘Aalmoezen geven’ duidt op onze verhouden met medemensen; ‘bidden’ duidt op onze verhouding met God; ‘vasten’ heeft te maken met ons eigen leven. ‘Aalmoezen geven’ doet ons denken aan geld, maar met een zus of broer in het geloof deel je niet alleen je geld, maar je deelt je hart, je leven, je aandacht. Gelukkig als je oog hebt voor de noden van mensen en als je kunt helpen. Heel concreet: als ge kunt luisteren naar mensen, als ge kunt bemoedigen, als ge mensen een hart onder de riem kunt steken, als ge als man of vrouw trouw blijft ‘in goede en kwade dagen’, als een priester dagelijks herhaalt: ‘hier ben ik Heer’. Gelukkig als ge zo’n mensen moogt ontmoeten. De Veertigdaagse vasten is er om zo iemand te worden. Aswoensdag… ons opgaan naar Pasen is een nieuwe kans die de Heer ons geeft.
Ergens in het Evangelie vertelt Jezus een parabel over een onvruchtbare vijgenboom. De eigenaar komt al drie jaar naar vruchten zoeken maar vindt ze niet. En dan zegt hij: “Hak die boom om. Hij put de grond uit.” En dan komt de tuinman en zegt: “Laat hem dit jaar nog staan, ik zal de grond omspitten, bemesten, misschien draagt hij volgend jaar vruchten.” Beste mensen, Zo gaat het dikwijls in de wereld: als ge niks meer opbrengt, hak maar om, afkappen, aan de kant zetten, we kunnen er niks meer mee doen. Ik spreek hier niet over bomen hé, maar over mensen. Volwassenen zeggen over de jeugd: “Ze hebben nog niks gepresteerd, we steken er al jaren ons geld en onze tijd in, ons geduld is op!” Of de jeugd die zegt: “In wat voor wereld hebben die volwassenen ons gezet, zijn de vruchten zo geweldig? weg ermee!” En ze veroordelen elkaar. De ‘tuinman’ redeneert anders: “de grond is misschien hard, te weinig mest, hak hem niet om.” In de parabel is de eigenaar de mens, de tuinman is God; de mens zegt “omhakken”, de tuinman zegt “Geef nog een kans”. Als Christen geloven we dat God mens geworden is, Hij werd een Kind, wast de voeten van Zijn leerlingen. God, Onze Lieve Heer, hakt geen mensen om; Hij geeft telkens nieuwe kansen om vruchten te dragen. Daarom wordt het weer vastentijd om ons te bezinnen. Heer, Gij kent mij, Gij kent ons, de wereld, de Kerk. U hoopt dat er volgend jaar vruchten zijn. Lieve Heer, we vragen dat we mogen hopen en geloven in mensen; geef ons van Uw geduld. Heer, geeft ons een schop, een spade, om met onze handen de grond rond mensen om te spitten tot een goede vruchtbare bodem. Ik weet niet of ge het gemerkt hebt, maar we zijn aan het bidden. Jezus zegt: “Geeft aalmoezen, bidt”. Maar om die twee te kunnen doen, moeten we wat afstand nemen van onszelf, zelfdiscipline aanleren, afstand doen van kortzichtigheid en egoïsme. Dat is vasten. Daartoe roept de Heer ons op.
Broeders en zusters, We krijgen veertig dagen de kans zoals al die generaties voor ons. Laat ons die kans grijpen met beide handen. Laten we aalmoezen geven, bidden, vasten en zo opgaan naar de Verrijzenis van Pasen.
Amen.