09-12-2012: De preek van de tweede zondag van de Advent 2012
Als de dagen donker en koud worden komen kerstgedachten in ons op. Dit woord is als een betovering waar men vrolijk van wordt. Zelfs niet gelovige mensen, voor wie het oude verhaal van het Kindje Jezus niets betekent, bereiden zich voor op Kerstmis; ze vragen zich af of ze hier of daar wat vreugde kunnen brengen. Reeds weken voor Kerst golft een warme stroom van liefde over de wereld. Het is een feest van liefde en blijdschap voor alle mensen. Voor Christenen, vooral voor Katholieken, is het veel meer. De kribbe staat klaar voor het Kindje dat vrede op aarde brengt. In de Christelijke kunst wordt het lieflijk uitgebeeld, in oude liederen wordt het bezongen. De Adventsliederen – vooral het smekende Rorate Caeli – wekken het verlangen in hen, die met de Kerk meeleven. Wie de bron van de liturgie ontdekt heeft, hoort de profeet Jesaja, de profeet van de Menswording van God: “Bereidt de weg van de Heer, maakt zijn paden recht”.
Vandaag wordt de schijnwerper vooral gericht op de Heilige Johannes de Doper, de voorloper van de Messias. De Evangelist Lucas beschrijft precies de tijd: “In het vijftiende regeringsjaar van keizer Tibérius, toen Pontitus Pilatus landvoogd van Juda was, Herodes gouverneur van Galilea, zijn broer Filippus gouverneur van het gewest Ituréa en Trachónitis en Lysánias gouverneur van Abiléne; Annas en Kájafas waren hogepriesters. Toen kwam het woord van God over Johannes, de zoon van Zacharías, die in de woestijn verbleef” (Lc.3,1-2). Een overvloed aan referenties naar de politieke en godsdienstige autoriteiten van Palestina in die tijd. Het is duidelijk dat de evangelist Lucas de lezer wil duidelijk maken dat het Evangelie geen legende is; het is een ware geschiedenis, dat Jezus een historische persoon is in een bepaalde tijd. Vandaag nodigt Johannes de Doper ons uit om orde te maken in ons leven, om de Heer – die komt – te verwelkomen: “Elk dal moet gevuld, elke berg of heuvel geslecht worden; de kronkelpaden moeten recht. De ruwe wegen effen worden.” De komst van de Heer (Advent komt van adventus, de komst van de Redder) deze komst heeft plaatsgehad twintig eeuwen geleden, maar gaat verder in onze tijd door ons gedrag; we mogen werken aan al wat ‘kronkelt’ en ‘ruw’ is in ons leven. Alle drempels, valkuilen en dieptes in ons leven mogen we bij de Heer brengen. De komst van de Heer wordt voorbereid door het gebed van de leerlingen van Jezus. Bidden is God, Zijn Zoon Jezus Christus, in ons verwelkomen en ontvangen in ons leven. We mogen de Heer Jezus aanwezig weten in onze woorden en gedachten, in ons doen en laten. Daarom spreken we tot de Heer over al wat ons bezig houdt, we beslissen samen met Hem wat we zullen en kunnen doen. Bidden is een gesprek tussen twee levende personen.
Ja, als bij niet gelovige mensen ’s avonds de lichtjes al of niet in de kerstboom branden en men met Kerstmis geschenken uitwisselt, dan heerst er vrede en blijdschap. Maar… hoe rijk men ook is, hoe goed men het ook heeft, bij velen blijft een onvervuld verlangen. Dat onvervuld verlangen drijft ons – Christenen – naar buiten, naar een ander Licht. Naar daar waar de klokken van de Kerk luiden, naar de plaats waar het kerstwonder op de verlichte en versierde altaren hernieuwd wordt. De Heer komt uit het eeuwig Licht van de Hemel en daalt neer op het altaar, en “Het Woord wordt Vlees”, brood wordt het Lichaam van Christus. Pas dan breekt het ogenblik van het vervulde verlangen aan. God wordt mens, en we mogen Hem ontvangen in de Communie. Hij wil ons van binnenuit bezielen tot liefde en vrede en goedheid in deze wereld. Ik hoop dat ieder van ons die kerstvreugde al wel eens beleefd heeft. Maar… Hemel en aarde zijn nog niet één. Ze zijn het nog niet eens geworden. Jezus Christus, het Licht van de wereld, komt in het duister van de nacht. Omdat het mysterie van het kwaad de wereld in duisternis had gehuld, moest de Zoon van God uit de Hemel neerdalen. De duisternis bedekte de aarde, de Heer kwam als een licht dat in de duisternis straalt, maar de duisternis heeft Hem niet aanvaard. Johannes de Doper roept en roept, “hij preekt een doopsel van bekering, tot vergeving van zonden”, maar Johannes wordt opgeruimd. Jezus zelf gaat ook Zijn Kruisweg naar het Kruis. En wij? De mysteries van het Christendom vormen één geheel. Als men er zich in één verdiept komt men vanzelf tot de andere. Zo leidt de weg naar Kerstmis onweerstaanbaar naar Pasen, van de kribbe naar het Kruis, van Bethlehem naar Golgotha. Maar de weg van Gods Zoon Jezus ging naar de Verrijzenis, de Hemelvaart en het Eeuwig Leven. Met Hém verenigd gaan wij ook die weg.
In deze Adventstijd roept Johannes de Doper ons op om tot Jezus te komen. Hoe meer wij inzien hoeveel de Heer heeft opgegeven om naar ons toe te komen, hoe meer we ertoe bewogen zullen worden om tot Hem te gaan om Zijn liefde te ontvangen. Laten we daar in deze weken voor Kerst werk van maken. Zo groeien we naar een vervuld verlangen en wordt onze Kerstvreugde volmaakt.
Amen.