14-10-2012: De preek van de achtentwintigste zondag door het jaar 2012
Afgelopen donderdag, 11 oktober, is het precies vijftig jaar geleden dat het Tweede Vaticaans Concilie werd geopend, een grote kerkvergadering. Voor de meeste organisaties is een vergadering van vorige week voorbij. De actiepunten zijn afgevinkt, notulen verdwijnen in de onderste la, er zijn weer andere kwesties, nieuwe agendapunten voor een volgende vergadering. Voor de Katholieke Kerk ligt dat anders. We zijn blij met de vergadering – het Concilie – van vijftig jaar geleden. Vanaf 11 oktober 1962 werd drie jaar lang thema’s op het snijvlak van Kerk en wereld besproken. De Kerk moest de uitdagingen van de moderne tijd aankunnen en ‘bij de tijd’ gebracht worden. Vijftig jaar mag een lange tijd zijn, maar de actiepunten zijn nog lang niet afgevinkt, de notulen liggen niet onder in de la, maar bovenop de stapel belangrijke papieren.
We leven vijftig jaar na datum en wie kent ze niet: de discussies binnen en buiten de Kerk. De individualistische mens stelt tegenwoordig zelf zijn geloofspakketje samen, een supermarktgeloof met geloofswaarheid en geloofsleer naar eigen inzicht. We zien dat het geloof niet meer vanzelfsprekend is in families, scholen en maatschappij. Velen vallen af van het geloof van hun ouders. Wat kunnen we doen? Paus Benedictus nodigt ons uit tot een jaar van geloof. Hij heeft een brief geschreven met als titel : “Porta Fidei – Deur van het Geloof”, waarin hij de geloofsafval beschrijft, maar ook mogelijkheden hoe men voor zichzelf en anderen de vreugde van het geloof weer kan opwekken, verdiepen en vrede in het hart kan vinden. We krijgen een heel jaar om bezig te zijn met ons geloof, tot zondag 24 november 2013, op het Hoogfeest van Christus-Koning.
Maar wat kunnen we doen om ons geloof te verdiepen en te laten groeien? We kijken naar het Evangelie van vandaag. De woorden van Jezus Christus zijn voor iedereen, maar deze zondag vooral voor jonge mensen (én voor alle ouderen die jong van hart zijn). Een rijke jongeman, het zou evengoed een rijk meisje kunnen geweest zijn, komt bij Jezus met de vraag: “Meester, wat moet ik doen?” Deze vraag is voor alle mensen belangrijk, maar is er in het leven van jonge mensen een belangrijkere vraag? “Wat moet ik doen? Hoe ga ik mijn leven uitbouwen opdat het zou lukken, opdat ik gelukkig zou zijn?” De jongeman uit het Evangelie kijkt nog verder: “Wat moet ik doen om het eeuwig leven te verwerven?” Als we dat vertalen naar de dag van vandaag, zou hij zeggen: “Wat verwacht God van mij? zodat ik bij Hem kan thuiskomen, hier in dit leven en eens over de dood heen in het eeuwig leven?” Deze vraag is dus niet alleen voor jonge- maar voor alle mensen. Eigenlijk zouden we die vraag elke dag moeten stellen. En wat antwoordt Jezus? Hij zegt: “Onderhoudt de Geboden”. Dat zegt de Verrezen Heer vandaag ook, en misschien zult ge met de jongeman antwoorden: “Dat heb ik gedaan sinds ik kind was.” Prachtig! Ik vermoed dat Jezus wel wist dat die jongeman een beetje overdreef, maar Hij zag in die jongen zoveel goede wil. Jezus zag in zijn hart zoveel edelmoedigheid en mogelijkheden. De Heer kon het niet verbergen en glunderde, het staat in het Evangelie: “Toen keek Jezus hem liefdevol aan en sprak: Eén ding ontbreekt u; verkoop wat ge bezit, geef het aan de armen, daarmee zult ge een schat in de hemel bezitten, en kom dan terug om Mij te volgen.” Ieder van ons moet dat op zijn of haar manier interpreteren, natuurlijk. Er zijn mensen die het letterlijk nemen, Franciscus van Assisi bijvoorbeeld. Maar we zijn niet allemaal Franciscus of Clara, we zijn wie we zijn en we hebben al een heel leven achter ons, maar ook nog vóór ons. We kunnen ons leven toch wel voor een gedeelte afstemmen op de verlangens van de Heer Jezus. We kunnen bepaalde dingen die een ontmoeting met God en elkaar in de weg zitten loslaten en verwijderen; we kunnen niet alles verkopen, maar wel de dingen zo gebruiken dat ze ons niet hinderen in onze opgang naar God en elkaar; we kunnen wat vaker naar de Mis gaan, we kunnen wat meer bidden om ons te verenigen met Jezus Christus.
Toen de jongeman de woorden van Jezus hoorde, staan er woorden in het Evangelie die zo pijnlijk zijn. De jongeman was ontgoocheld, ging bedroefd heen, want hij was heel rijk. Dit zinnetje staat maar één keer in het Evangelie, maar hoe dikwijls staat het geschreven in het leven van mensen, ook jonge mensen? Ze voelen de uitnodigende en liefdevolle blik van Jezus, ze horen Hem zeggen : “Kom jongen, kom meisje, verander iets in je leven, blijf niet middelmatig, maar volg Mij! Ik zal je helpen je leven zinvol te maken!” Ook wij staan vandaag weer voor de keuze, op een kruispunt. Wat doen we? Kiezen we voor de Heer of voor de middelmatigheid? De droefheid zal groot geweest zijn bij Jezus, toen die jongen bedroefd heenging. Laten wij hier ons hart openen voor de Heer. Hij komt in deze Eucharistie bij ons in Zijn Woord en in Zijn Brood. Jezus zelf komt in ons hart en Hij maakt van ons hart een meesterwerk van Zijn Liefde. En ja, zoals ik in het begin zei: “vijftig jaar mag een lange tijd zijn, maar de actiepunten zijn nog lang niet afgevinkt, de notulen liggen niet onder in de la, ze liggen bovenop de stapel belangrijke papieren.” Laten wij er werk van maken.
Amen.