• darkblurbg

04-11-2012: De preek van de eenendertigste zondag door het jaar 2012
De novembermaand is pas begonnen en we zien hoe de natuur haar frisheid en levenskracht verliest. Zelfs de bladeren van de bomen met de mooie kleuren van de herfst verdwijnen dag na dag. Ze vallen af; het is een tijd van sterven, verdwijnen in stilte. Ondertussen hebben we op 1 november wel Allerheiligen gevierd; mensen, heiligen die bij God zijn in de Hemel. En op 2 november Allerzielen, we hebben onze lieve doden herdacht, waarvan we mogen hopen en geloven dat ze mogen binnengaan in Gods liefdevolle Hemel. De novembermaand is een maand van bezinning, waarin we mogen nadenken over de vergankelijkheid van het aardse leven. Voor de gelovigen is de overweging ook een oproep tot bekering. Want als we in de herfst van het leven zijn, onze herfsttijd en ons sterven is niet het absolute einde. Wat God de Schepper in de natuur gelegd heeft, dat na de winter een nieuwe lente komt, heeft Hij in oneindig hogere mate voor de mens bereid. Na de lichamelijke dood is er het ware Leven in God, dat in eeuwigheid duren zal. Maar als we voor God staan, zullen we dan kunnen standhouden voor zijn Aangezicht? Ja, Jezus is Verrezen en leeft en “zal voor ons pleiten” hebben we in de tweede lezing gehoord. Maar er moet wel iets “te bepleiten” zijn. Daarom worden wij – als we samenkomen in de Kerk – telkens opgeroepen en aangespoord om de goede weg naar God te gaan. 

 Vandaag horen we op de vraag van de Schriftgeleerde “Wat is het allereerste gebod”, het antwoord van Jezus: “Hoor ! (…) Gij zult de Heer uw God beminnen met geheel uw hart, geheel uw ziel, geheel uw verstand en geheel uw kracht. Het tweede is: Gij zult uw naaste beminnen als uzelf.” Dat is een levensprogramma, vooral het eerste woord: “Hoor!” We kunnen – Allerheiligen – de Heiligen tot voorbeeld nemen en ons door hen laten inspireren. Zoek ze, op de eerste plaats Maria, de Moeder van God die ook onze Moeder is. Daarnaast zijn er altijd wel enkele Heiligen die bij u passen; uw voornaam is meestal van een heilige afgeleid. Op internet kunt ge vaak hun levens lezen. Bidt tot hen, laat ze uw voorsprekers zijn. De Heiligen die nu in de Hemel zijn waren ook mensen van vlees en bloed zoals wij, geen supermensen. Het is daarom goed om het leven van een heilige te leren kennen. Uit alle milieus, uit alle rangen en standen, uit alle leeftijdsgroepen zijn er heiligen voortgekomen. Ze zijn heilig geworden omdat ze in alle omstandigheden van het leven getuigenis van hun liefde voor Jezus en hun naasten hebben gegeven; ze hebben vanuit dat geloof hun leven gegeven omwille van Jezus Christus en Zijn Blijde Boodschap voor alle mensen. We mogen verzekerd zijn dat we met hen verbonden vreugde ervaren op de weg naar de eeuwigheid waar we in Gods liefde en het volle leven hen zullen zien van aangezicht tot aangezicht. 

Wat kun je nu van een heilige leren ? We kiezen een voorbeeld, bijvoorbeeld de Heilige Filippus Neri (1515-1595). Hij had zo zijn eigen manier om mensen iets duidelijk te maken. Bijvoorbeeld over de eerbied voor de Communie. Als Filippus Neri op zondag de Mis vierde, was er ook altijd een barones donna Pompilia de Rossi. Ze zorgde er altijd voor dat ze te laat kwam in de kerk en te vroeg weg ging, zodat de mensen haar goed konden zien. Daarbij maakte ze allerlei verontschuldigende gebaren naar de gelovigen dat ze het zo druk had en echt weg moest. Iedereen wist dat ze tijd genoeg had. Maar op een zondag gebeurde het dat Filippus Neri de mensen de Heilige Communie gaf en donna Pompilia de Rossi zag vertrekken. Hij verontschuldigde zich, haastte zich naar de sacristie en riep vier misdienaars. “Snel, snel, naar de ingang van de kerk!” Hij gaf de misdienaars nog wat instructies en ze kwamen nog net op tijd om de kerkdeur voor de barones te openen. De barones ging de straat op, met vier misdienaars met brandende kaarsen, aan elke kant twee. “Wat moet dat? Maak dat jullie wegkomen” zei ze. Filippus Neri stond aan de zijkant van de kerk aan de buitendeur van de sacristie en zei: “Wat dat moet? Ik heb de misdienaars gestuurd, mevrouw de barones! Want u heeft de Heilige Communie ontvangen en meteen de kerk verlaten. De Heilige Hostie is nog niet verteerd. En de Kerk vraagt, dat als het Allerheiligste Sacrament wordt rondgedragen, dit met brandende kaarsen omgeven wordt. Daarom zullen de misdienaars U begeleiden tot U thuis bent”. Op deze woorden werd donna Pompilia de Rossi even rood als de toogjes van de misdienaars. Ze keerde zich om en ging de kerk terug binnen. Sindsdien heeft niemand haar nog te vroeg de kerk zien verlaten. 

Misschien is het gebeuren in de loop van de jaren mooier gemaakt, maar de boodschap is duidelijk. Nadat men de Communie heeft ontvangen kan men best bidden tot Jezus Christus. Ieder die het “Lichaam van Christus” heeft ontvangen, is op dat moment heel intiem verenigd met de Heer. In het dagelijks leven is het onbeleefd om een gast die op bezoek komt te negeren. Zo is het ook bij de Communie. Het getuigt van eerbied als men na de Communie een moment bidt en dankt omdat Gods Zoon bij ons te gast is. Juist door ons innerlijk gebed wordt ons geloof, de hoop en de liefde verdiept. In dat innerlijk gebed kunnen we de Heer al onze vragen, verlangens en noden voorleggen. We kunnen dat vragen op voorspraak van Maria of een andere Heilige; en daar zijn zeker overleden opa’s en oma’s bij. Zij helpen ons om te tonen in woorden en daden, in doen en laten, hoe innig we met de Verrezen Heer verbonden zijn. Dat de liefde en de zelfgave van de Heer ook ons leven mag bezielen.

Amen.