15-07-2012: De preek van de vijftiende zondag door het jaar 2012
Broeders en zusters,
We zijn gedoopt en als gedoopte kunnen we de woorden van Paulus uit de tweede lezing op ieder van ons toepassen: “Hij heeft ons uitverkoren (…) om heilig en vlekkeloos te zijn voor Zijn aangezicht”. Er zijn mensen die zich laten afschrikken door het woordje ‘heilig’, maar door het Doopsel en Vormsel behoren alle Christenen tot Gods eigen volk, een uitverkoren geslacht, een heilige natie, een koninklijk priesterschap. Het Tweede Vaticaans Concilie (1963-1965) zegt: alle gedoopten zijn een heilig priesterschap en door hun werk dragen ze geestelijke offers op (LG.10,4). Door ons werk heiligen wij onszelf en de wereld. Wat wil dat zeggen? Een huisvrouw heiligt door haar dagelijks werk zichzelf en de wereld; een student kan door de studie zichzelf en de wereld heiligen, heilig maken; zieken zijn geroepen hun lijden met Jezus te verbinden en zo liefdevol op te dragen aan God; ieder van ons kan door zijn dagelijkse taak een aangename offerande aan God brengen om zichzelf en zijn omgeving te heiligen.
Toch worden uit de rijen van gelovigen sommigen door God geroepen om priester te worden. Dit priesterschap steunt op het algemeen priesterschap van alle gedoopten. Kunt u nog volgen? We zijn allen door ons doopsel een koninklijk priesterschap, Gods volk onderweg, maar d.m.v. de priesterwijding wordt een priester een bijzonder instrument in de Handen van Jezus Christus. Een priester is – zoals Jezus – een man, genomen uit de mensen en aangesteld voor de mensen, om hen te vertegenwoordigen bij God en offers op te dragen voor de zonden. Een priester is Jezus die weldoende rondgaat; hij geneest zieken, d.w.z. hij brengt vrede en vreugde in de harten van de mensen. Een priester geeft aan de Heer Jezus zijn stem, handen en heel zijn wezen. Tijdens de Mis viert en offert de priester ‘in persoon van Christus’ het Laatste Avondmaal, geladen met het Offer op Calvarië.
Jezus is het die dóór de priester handelt.
Het Evangelie van vandaag vertelt dat Jezus zijn apostelen (de eerste priesters) uitzond en hun macht gaf over de onreine geesten. Er zijn in onze wereld vele onreine geesten en demonen. Mensen kunnen met ideeën worstelen en worden geplaagd door allerlei meningen die afwijken van het Evangelie en de Blijde Boodschap die Jezus bracht. Mensen kunnen gebukt gaan onder allerlei dingen die hen naar beneden trekken, weg van God en medemensen. Een Christen en de priester is dan een boodschapper van God aan deze wereld, gezonden om te zeggen dat Jezus Christus de Redder is, de Bevrijder van alle onreine geesten. We lezen in het Evangelie: “Ze vertrokken om te prediken dat men zich moest bekeren. Zij dreven veel duivels uit, zalfden zieken met olie en genazen hen”. De Heer Jezus wil in de zielen, in de harten van mensen nog steeds dezelfde wonderen doen als toen Hij op aarde was: de ogen van blinden openen voor God en de medemensen; mensen die gebukt gaan en neerliggen in het leven doen opstaan. Een priester is geen scheidsrechter en zorgt niet voor het materieel welzijn van mensen, dat is de taak van ieder Christen en voor alle mensen van goede wil. De rol van de priester is vooral het eeuwig leven brengen. Dát is zijn hoofdtaak, en dat is het wat onze wereld het meest nodig heeft. Laten wij bidden dat jonge mensen in onze gezinnen, kinderen en broers, door God geroepen worden om priester te worden en dat ze daarvoor de kracht krijgen. En zij die geen priester zijn kunnen helpen in het pastoraat als vrijwilligster of vrijwilliger.
Onlangs hoorde ik van een jongeman die op zoek ging. Hij voelde zich in zichzelf opgesloten, ik zou bijna zeggen: hij was op de vlucht, vooral voor zichzelf, voor allerlei demonen. Hij had zelf geen boodschap, maar zocht een boodschap en voelde aan dat er méér moest zijn. Dus begon hij te zoeken. Hij zocht vooral naar een antwoord op die ontelbare vragen waar hij mee worstelde. In één woord: hij zocht naar ‘de zin van het leven’. Ik denk dat er vele jonge mensen rondlopen, idealisten, maar ze weten niet waar ze moeten zoeken. Volgens mij zijn het niet alleen jongeren. Maar wij lopen daartussen, wij zijn gezonden én wij kennen het antwoord op ‘de zin van het leven’. Wij dragen Jezus Christus mee in ons hart. Hij heeft een boodschap van hoop en van leven. Maar… durven wij getuigen. Niet altijd. Hoe komt dat? Misschien omdat we teveel bagage meenemen. Of misschien ligt de Blijde Boodschap in ons hart onder een dikke laag stof, zoals onze Bijbel misschien in de kast ligt. Misschien vergeten we één ding dat we mogen meenemen: een stok! (lees straks het Evangelie nog maar eens) De ‘stok’ waarmee Mozes op de rotsen sloeg en er stroomde water uit. De ‘stok’ die wij mogen meenemen, waar wij op mogen steunen is Jezus Christus. Hij is degene waar alle zoekers – vaak zonder het te weten en hopeloos – naar snakken. Maar de Heer stuurt ons uit: “Gaat en verkondigt. Maar laat uw hart brandend worden in gebed en sacramenten. Gaat dan op tocht en laat uw leven vruchten dragen, vruchten die blijvend mogen zijn.” Laten we daarom bidden tot God dat de Kerk altijd genoeg gelovigen en priesters zal hebben, mensen die proberen heilig te zijn.
Amen.