• darkblurbg

18-11-2012: De preek van de drieëndertigste zondag door het jaar 2012
In het Evangelie van vandaag spreekt Jezus Christus over het einde der tijden, of het Laatste Oordeel. Wanneer zal dat gebeuren ? Het einde van de tijd hangt samen met de wederkomst van Christus, als heel de schepping vervuld wordt en Christus in heerlijkheid opnieuw verschijnt. Steeds opnieuw zijn er mensen die uitrekenen wanneer Jezus zal wederkomen en ze voorspellen dan het einde van de wereld. Zoals wij weten, zijn deze berekening fout gebleken (anders waren we nu niet hier). Als we kijken naar het Nieuwe Testament kunnen we zien dat het enige wat zeker is over het tijdstip van de wederkomst de onberekenbaarheid is. De Heer zal komen “als een dief in de nacht” (1Tes.5,2). “De Mensenzoon komt op het uur waarop gij het niet verwacht” (Lc.12,40). Het sterkts wordt het uitgedrukt in een woord van Jezus, we hebben het daarnet gehoord: “Wanneer die dag of dat uur aanbreekt, weet niemand, de Engelen in de Hemel niet, de Zoon niet, maar alleen de Vader” (Mc.13,32). Deze onberekenbaarheid heeft, nadat alle voorspellingen waardeloos bleken de zijn, ook de verwachting van de wederkomst van Christus doen verflauwen. De meeste gedoopten, zeker buiten deze muren, zijn met de wederkomst van de Heer niet bezig. Toch vinden we naast het Credo (de Geloofsbelijdenis) waar er gesproken wordt over: “Vandaar zal Hij komen oordelen de levenden en de doden” ook in de Eucharistieviering meldingen van de wederkomst van Christus. Bijvoorbeeld na de consecratie: “Heer Jezus, wij verkondigen Uw dood en wij belijden tot Gij wederkeert, dat Gij verrezen zijt”; ook in Eucharistische Gebeden vinden we teksten over de wederkomst, bijvoorbeeld Eucharistisch Gebed V dat we straks bidden: “wij bieden U deze gaven aan: het levende Brood en de heilzame Beker, terwijl wij vol vertrouwen uitzien naar Zijn komst in heerlijkheid”; verder na het Onze Vader wanneer we bidden “Hoopvol wachtend op de komst van Jezus, Messias, uw Zoon”. Ondanks deze vermeldingen in de Eucharistie is de wederkomst van Christus het meest geheimvolle mysterie in het leven van Jezus, maar ook in het leven van vele gedoopten. Zo stelde de grote theoloog Karl Barth na het Tweede Vaticaans Concilie de vraag of men het oordeel over de wereld niet was vergeten. Er was en is na het concilie een oorverdovende stilte over de wederkomst van Jezus. 

Toch mogen wij de wederkomst van Christus verwachten, hoewel we niet weten wanneer. Als Christenen vormen we een gemeenschap die anders is dan de mensen die niet geloven en niets van de wederkomst van Christus afweten en de Heer daarom ook niet verwachten. Voor hen zal de Heer komen als een totale verrassing, voor Christenen is het een lang gekoesterde vervulling van hun verwachting. Christus’ wederkomst geeft aan gelovigen die Hem verwachten een invulling van het leven. Elke daad krijgt een positieve of negatieve betekenis: of door mijn verlangen naar Christus’ wederkomst en de vreugde met Hem verbonden te zijn; of door mijn angst voor het komende oordeel. Maar, uiteindelijk is het een zaak van liefde ! Wie liefheeft verlangt naar de aanwezigheid van de geliefde; of kort samengevat: “Liefde overwint angst”. De liefde bepaalt de waarde van al het andere: brengt wat ik zeg, doe of laat me dichter bij Jezus Christus, of niet? Trouwens, in moeilijke tijden, als men ziek is, of vervolgd wordt (en er zijn in onze tijd vele Christenen die vervolgd worden) kan de wederkomst van Christus troost en zekerheid schenken, omdat Hij de hele geschiedenis van de mensheid eens ‘in orde’ zal brengen en alles zal herstellen / herscheppen. Eens zal God recht spreken over al wat krom is. Daarom bestaat er een verlangen naar die verwachting en dat wordt uitgedrukt in de vroegchristelijke uitroep “Maranatha!, Kom Heer (1Kor.16,22)”.

Broeders en zusters, In verband met het tijdstip van Jezus’ komst (in de eerste brief aan de Christenen van Tessalonica) zegt Paulus niet ‘dan en dan komt de Heer terug’; hij zegt ook niet ‘ik weet niet wanneer Hij wederkeert’, maar hij zegt: “Gij weet zelf heel goed, dat de dag des Heren komt” (5,2). Paulus verwijst de Christenen naar zichzelf terug en naar een inzicht dat zij als Christenen hebben. Uit dit soort antwoord komt naar voor dat de ‘vraag’ naar de wederkomst van het eigen leven afhangt. Wanneer het gebeurt is niet belangrijk, we moeten zo leven alsof elke dag de laatste kan zijn. Paulus roept zo op te waken, om waakzaam te zijn. We moeten daarom ook niet piekeren en speculeren over het ‘wanneer’ van de wederkomst tot we hoofdpijn krijgen en aan het essentiële voorbijgaan. Het gaat over een manier van leven: Christelijk leven. Kortom, de nabije verwachting behoort wezenlijk tot het leven van de Christen en geeft het leven kleur: actief gelovig en biddend leven, verbonden met de Heer én met elkaar in liefde. Dat is het verschil tussen het leven van de Christen en dat van de niet-christen. 

Maar daarna, na de wederkomst : wat moeten we ons daarvan voorstellen? Als we ‘uit de tijd’ zijn, hoe zal de eeuwigheid eruit zien? Onze hersenen hebben niet voldoende capaciteit om de grootsheid van de Hemelse eeuwigheid te bevatten. Neen, we zullen niet met een stralenkrans om ons hoofd op een wolkje zitten en op een harp spelen. Een grote denker en Christen, C.S. Lewis, heeft op de laatste bladzijde van de Narnia-verhalen verwoord hoe wij de eeuwigheid kunnen voorstellen: Hij vergelijkt het leven met een boek en schrijft: “Voor ons betekent dit het einde van alle verhalen. Maar eigenlijk begint nu het ware verhaal. Het hele leven op aarde was niet méér dan de omslag en de titelpagina; nu begint eindelijk Hoofdstuk 1 van het Grote Verhaal, wat niemand op aarde ooit gelezen heeft, wat voor altijd doorgaat en waarin elk hoofdstuk beter is dan het vorige”. Broeders en zusters, Hoe jong of oud u ook bent, we hebben dus nog het e.e.a. te verwachten!

Amen.